Afscheid van mijn vader

Het was half maart en ik mijmerde voor me uit. Ik zat in de serre van ons huis, weg te kijken over het water, enigszins onrustig.
Ik ben nog aan het naschudden van de zege van BBB, die werd gevierd als was het de uitslag van de landelijke verkiezingen. ‘Normaal doen en je boerenverstand gebruiken’, is de slogan. Waarom moeten wij het verstand van boeren gebruiken? 0.6% van de Nederlandse beroepsbevolking is boer, de rest niet. Het geeft nogal wat druk.
Ik heb nog scherp op mijn netvlies hoe de boeren, al dan niet gesponsord door veevoedergiganten of vleesfabrieken en gewapend met teksten van een communicatiebureau, door Nederland trokken met hun trekkers. Het Malieveld platgereden, wegen geblokkeerd, deuren geforceerd, strobalen en asbest in de fik, vlaggen ondersteboven, ministers geïntimideerd; het boerenverstand lijkt ook gepaard te gaan met de botte bijl. En dan het ‘normaal doen’. Normaal is een dubieus begrip. Wie bepaalt de norm? Meestal wordt het geassocieerd met: geen afwijking, geen verwondering, geen verrassing, binnen de lijnen blijven, geen gekkigheid, mee in het gareel, niet boven het maaiveld. Niet heel aantrekkelijk, wat mij betreft. Het slaat alles zo plat als een weiland.

Ook was ik onrustig over het feit dat de oorlog in Oekraïne nog steeds gaande is, nog steeds! Wie had dat gedacht? 14 maanden nu, vanaf februari 2022 worden er steden gebombardeerd, jonge soldaten het slagveld op gestuurd, gezinnen ontwricht, vrouwen verkracht, mensen vermoord. Misdadig en zinloos. En hoe eng is het dat het eigenlijk geen voorpaginanieuws meer is? Laten we er vooral niet aan wennen. 

Dichterbij huis gemijmerd, zag ik dat de meerkoetjes weer als eerste jonkies hebben. Ze winnen altijd ruim van de eenden en de ganzen, die nog maar net op het nest zitten. Daar staat weer tegenover dat meerkoetjes niet de meest oplettende moeders zijn in de vijver: veel kuiken meerkoetjes worden opgegeten, waardoor ze nog een tweede leg en soms een derde moeten doen. En onze jongste zoon blijft zich dapper door de eindexamen periode heen worstelen, boeken vol droge stof worden er doorgeploegd. Buiten blijft het maar koud. En toen overleed mijn vader en stond alles stil. 

Mijn lieve vader van 92. Het gemis, meteen eigenlijk.
Een knagend leeg gevoel in mijn buik. 
Veel te vroeg wakker in de ochtend ‘O ja, hij is er niet meer’. 
Tranen in de supermarkt, de radijsjes waar hij zo van hield, pak ik als vanzelf. ‘O nee, die hoeven niet meer’. De route naar zijn huis, iedere zondag dezelfde route, voelt nu anders. 
In de lift van het appartementengebouw, zonder hem naar boven. 
Het loslaten is zo pijnlijk.

Het is wel begonnen, het moet ook wel, want het huis moet leeg. Intens is dat. Zijn truien, zijn pakken, zijn boeken, zijn koffers (waarom had hij zoveel koffers?), stapels brieven en foto’s die door mijn handen gaan, ieder met een herinnering waar ik wel maanden over kan mijmeren. Een heel leven klapt open. Het servies waar we altijd thee uit dronken. Een stoffen doek waar zilverbestek uitrolt. De rode guide de Michelin (hij ging nooit op reis zonder deze guide). Zijn adressenboekje, met zijn handschrift. De meubels en schilderijen. 
Wat blijft en wat gaat?

Het laatste moment, zaterdagochtend 8 april, het is koud, maar de zon straalt. We lopen in familieverband in stilte over de heuvelachtige begraafplaats. 
Een lang pad. Een prachtige stilte. 
Naar het graf van onze moeder, de vrouw waar hij zo van hield. Nu het graf van hen samen.
De laatste woorden. Stilte. Alleen het zingen van de vogels. 
Je was dol op vogels. Als we in de tuin zaten zei je vaak ‘hoor je de vogels?’  
Het langzaam zakken van de kist, door de dennentakken. 
Je gaat. Je was al weg, maar nu ga je echt.

Bij de het condoleance afscheidsdiner zei ik ‘je leven is ten volle geleefd, gebogen, gebutst, alles gedaan, klaar om te gaan. Die vader van 92 is niet het gemis, maar wel zal ik de persoon missen die je was.’ Oprecht, altijd benieuwd, uitgaand van het goede. Een bankman zonder eigenbelang. Zijn goede aard. Vrijgevig, heel vrijgevig. Ook zichzelf te veel wegcijferend. 
Kunnen genieten van kleine dingen en momenten. Nooit geklaagd, geen dag. ‘Hoe is het met jou? Hoe is het met de kinderen?’ In stilte meer gedragen dan we wisten. 
Eigenwijs, koppig. Niet willen douchen. Geen steunkousen. Geen crème op de wonden. Lange tijd alleen met een stok willen lopen, ondanks het vallen. 
Grote liefde voor goede Franse wijn en vrouwen in jurken. 

Die man ga ik zo missen. Dankbaar dat hij mijn vader was.

Marthe van der Noordaa

Samen somberen

We zitten alweer in de staart van dit jaar en dan breekt de tijd aan van lijstjes, rijtjes, top 10, top 100, top 2000 et cetera.
Ik kwam een boeiend rijtje tegen, het komt uit het Psychologie Magazine. De precieze datum van het artikel weet ik niet. Ik heb een map met allerlei artikelen en hier viel mijn oog op. Naast de map ligt een stapel losse blaadjes met aantekeningen. Die viel me ook op, ‘die moet ik eens ordenen, dacht ik’. Ik heb veel losse blaadjes: kleine blaadjes, grote met lijnen, of afgescheurde blaadjes uit schriften. Zomaar met ideeën, flarden, rijtjes, verwijzingen, citaten, zinnen die ik hoor op straat, gedichten en ga zo maar door. Een archief van krabbels met pen, die ergens liggen op plekken in mijn werkkamer, daar kan geen computer tegenop. De kerstvakantie is een mooie tijd om het te ordenen, maar ik aarzel, vaak is het zo dat als ik iets ga ordenen, ik het niet meer terug kan vinden. 

Maar goed dit rijtje dus, deze getallen, raken me opnieuw in deze donkere tijd. Het Psychologie Magazine heeft onderzoek gedaan bij duizend mensen van boven de 18 over verschillende perioden uit hun leven en daaruit kwamen de volgende gegevens:
– bijna twee derde van de Nederlanders heeft ooit wel eens last gehad van angst- en spanningsklachten
– meer dan de helft heeft last gehad van somberheid
– bijna een derde heeft zich wel eens afgevraagd of hun leven nog wel zin heeft
– en ongeveer 1 op de 10 mensen heeft wel eens ervaringen gehad als stemmen horen, of zich heel erg vervreemd voelen van de werkelijkheid. 
Wat een aantallen, als je ze zo op een rij ziet.

‘Het sluit aan bij het NEMESIS-onderzoek van het Trimbos-instituut’, zo vervolgt het artikel, ‘waaruit blijkt dat 43 procent van de Nederlanders in zijn leven weleens voldoet aan de criteria voor een psychische stoornis. En daar zijn eetstoornissen, burn-out, autisme en persoonlijkheidsstoornissen niet in opgenomen.’ ‘Zijn we dan allemaal een beetje gek?’ Leuke vraag.
Jim van Os, hoogleraar psychiatrie aan het UMC Utrecht Hersencentrum zegt: ‘Als de helft van de mensen een stoornis heeft gehad, kun je je afvragen of je het wel een stoornis moet noemen. Blijkbaar vallen al deze klachten onder normale menselijke variatie. (-) We hebben allemaal weleens ‘iets’. Maar in plaats van ons op dit vlak verbonden te voelen met elkaar, voelen veel Nederlanders zich anders dan ‘de rest’. De helft van de mensen met dit soort gevoelens, zo blijkt uit het onderzoek, vertelt dit namelijk aan niemand.’

Moeten we het wel een stoornis noemen? Dat vind ik een mooie omkering. Wie is er nou gestoord? Wij allen, zo blijkt. Als je niets hebt, is het eerder uitzonderlijk. 
Laten we stoppen met veroordelen en bestempelen. Als iets het label stoornis of depressie krijgt, kan het zwaarder gaan wegen. Nog steeds kan iemand somber zijn. Maar labels zetten zich vast, ook in het hoofd van degene die de diagnose krijgt. (met de kanttekening dat ik het hier niet heb over mensen die lijden aan een doorlopende depressie, dat is een ander verhaal).

Mijn praktijk zit flink vol, al maanden. Het valt me op dat steeds meer jonge mensen (begin dertig) aankloppen. ‘Waarom sta ik somber op?’ ‘Zit ik wel op de goede plek?’ ‘Haal ik wel alles uit het leven?’ ‘Is dit wel de juiste relatie, de juiste baan voor mij?’ ‘Ik heb doorlopend een gevoel van tekortschieten.’ En meer van deze vragen. En dan kom ik met de opbeurende boodschap: ‘somberheid en tegenslag zijn onderdeel van het leven, onderdeel van de dag. Het hoort erbij. Let maar op: iedere dag zit er wel iets tegen.’ De vraag is dan ook niet: hoe zorg ik dat dat ophoudt? Maar: hoe ga ik ermee om? Het steeds verkassen op zoek naar de juiste baan, die juiste partner, de juiste bestemming, biedt misschien tijdelijke verlichting, maar geen oplossing. Het leven is ingewikkeld. 
Hoe ben ik en wie ben ik te midden van de tegenslag, de pijn en de onmacht? 
Daar gaat het om.
En dan gaan we aan de slag; alles wat dwarszit, niet goed voelt, pijn doet, mag er zijn. Het wordt niet meer veroordeeld maar ervaren. Er valt een last weg: de last van moeten fixen, van steeds op zoek zijn naar oplossingen, van gelukkig moeten zijn. En dan gebeurt het wonderlijke, in het aankijken van de pijn en de tegenslag, ontstaat ook lichtheid en levenslust. Ze bestaan naast elkaar.

We zijn tot veel in staat, de dingen kunnen tegelijkertijd bestaan. Je kunt erkennen dat je je niet goed voelt, en tegelijkertijd prima werk leveren, om maar wat te noemen. Als je jezelf maar niet veroordeelt, of denkt ‘ik ben gek’ ‘ik mag dit niet voelen’ ‘ik wijk af, iedereen lijkt het leuk te hebben’. ‘In plaats van ons op dit vlak verbonden te voelen met elkaar, voelen veel Nederlanders zich anders dan ‘de rest.’ Erover spreken is belangrijk, want dan kan je erachter komen dat je niet alleen bent. Dat veel meer mensen worstelen, tobben, het niet weten. De helft van de Nederlanders heeft wel eens depressieve gevoelens. Stel je maar voor, dat is de helft van de mensen die je tegenkomt op straat, bij de voetbalclub, op je werk, in je vriendengroep, of bij je familie. 
Het mooie is dat als mensen open zijn over hun eigen zorgen of angst, andere mensen vaak ook gaan delen wat ze lastig vinden in hun leven. Zorgen delen helpt, er kan opluchting komen, herkenning, het kan erdoor afnemen en vooral: het verbindt! Samen somberen is toch anders.

Laten we 
openlijk somberen
opdat we oog voor elkaar
met open blik, een open hart
en soms een arm om die schouder, 
een woord, troost, of gebaar
gek is normaal is gek
niets is minder waar
mijn wens aan jou voor het nieuwe jaar.

Marthe van der Noordaa

Groter dan de ploeterende mens

We hebben deze zomer gewandeld in de Zwitserse Alpen. Voor het eerst, sinds 28 jaar, zonder kinderen. Samen op pad, lopen in de bergen en maar zien waarheen en hoe lang. Geen rekening hoeven houden, geen protestgeluiden in mijn rug, toch maar niet die steile route etc … We konden voluit gaan. Het was heel fijn en magisch. De uitzichten, het opgenomen worden door de omgeving, de schoonheid van de nietigheid, de fysieke inspanning en mijn conditie, ook redelijk magisch dat die zo goed was? Ik ging erg moe op reis en was binnen twee dagen fris en fit als een hoentje.
Op een dag zagen we in de verte een gletsjer. Niet lang geleden was mijn man hier ook en in een korte tijd was de gletsjer zoveel meer gesmolten, zei hij, dat was schrikken.

Overdag geniet ik intens – het wandelen neemt me helemaal over – maar ’s nachts begint het wakker liggen. Ik weet inmiddels dat het geen zin heeft stil te blijven liggen. Dus ik sluip uit bed en ga in het donker bij het open raam zitten. Vanuit ons bergpension op hoogte is het uitzicht prachtig, ook ‘s nachts: de nachtelijke hemel staat vol heldere sterren die heel dichtbij lijken. Er bekruipt me een gevoel van ongemak en verdriet. Ik zou zo graag willen dat het anders was, maar ik ben en blijf steeds ongerust over de klimaatcrisis en hoe het eraan toegaat in de wereld.

Onlangs nog las ik in een artikel van het Europees milieu Agentschap over de Alpen dat door de temperatuurstijging van 2°C een groot aantal middelgrote gletsjers de eerste helft van deze eeuw zullen verdwijnen. De klimaatverandering in de Alpen beïnvloedt de staat van de permafrost, die het gesteente bij elkaar houdt, en het volume en de kwaliteit van de sneeuw. Er zal ’s winters meer regen vallen, waardoor er minder dagen sneeuw zal liggen. Dit heeft invloed op de manier waarop de bergen ’s winters water verzamelen en opslaan en het tijdens de warmere zomer weer verdelen. De Alpen worden ook wel de ‘watertorens van Europa’ genoemd. 40% van het zoete water in Europa komt er vandaan, het voorziet miljoenen Europeanen in lagergelegen gebieden van water! Wat kunnen we verwachten? Meer droogte in de zomer, overstromingen en aardverschuivingen in de winter en grotere veranderingen in de watervoorziening, het hele jaar door. 

Het is een delicate balans. Alles hangt met elkaar samen. Wij zijn verbonden en afhankelijk van de kwaliteit van de gletsjers in Zwitserland, om maar een voorbeeld te noemen. We zullen het met elkaar moeten oplossen.
Als ieder land, iedere provincie, iedere regering, ieder individu alleen over zichzelf nadenkt en bezig is met eigenbelang binnen dit grote vraagstuk, gebeurt er niks. De impasse houdt aan, terwijl de noodklok al luidt sinds de jaren ’80, toen er werd gesproken over zure regen. Hoe groot moet de ramp worden? Dit gaat door me heen, terwijl ik naar de sterrenhemel kijk. Ik blijf een tijd zo zitten, wat een stille schoonheid. Naast de zorg voel ik ook iets van troost. Wat ik zie is zoveel groter dan de ploeterende mens. 

Een paar dagen later dalen we af en reizen we door naar het Comomeer in Noord-Italië. Weer van een heel ander soort schoonheid. Veel historie, mooie kastelen en grote landhuizen. Het Comomeer is van oudsher een toevluchtsoord van adellijke families, kunstenaars en wereldleiders. We willen graag blijven wandelen en zoeken paden rond het meer. Maar jee, wat is het warm en drukkend! Veel te heet, wat ons betreft. Wij staan heel vroeg op en gaan op pad. In de middag vertoeven we in de schaduw, lezen en zwemmen in het meer. 
Het wakker liggen wordt niet minder. De ventilator aan het plafond staat aan. Ik voel het briesje op mijn huid. Soms sluip ik naar het balkon. Ook hier een schitterend uitzicht, we slapen aan het meer. Veel minder sterren, wel een prachtige maan. Op een nacht is er onweer, de bliksemschichten flitsen over het meer, indrukwekkend. En dan de stortvloed van regen die de droogte voor even verjaagt. Ik zit onder een dak van wijnranken, die me net genoeg drooghoudt en mijmer voor me uit. Vroeger waren de krachten en de signalen van de natuur leidend voor de mens. Zo logisch. Hoe komt het toch dat wij mensen ons het centrum van het universum wanen? Kennis, industrialisatie, wetenschap. Het heeft ons ver gebracht, maar ook zo vervreemd van de aarde en de natuur. Die liefdesband is verbroken, terwijl we er dagelijks van afhankelijk zijn.

We reizen rustig terug via Baden-Baden. Bij thuiskomst laaf ik me aan al wat thuis te bieden heeft: mijn fijne bed, mijn lieve gezin, de boeken die overal door het huis op tafeltjes op mij liggen te wachten en de zee, de heerlijk frisse Noordzee, zo vlakbij. En niet te vergeten: Zomergasten! Een voor mij vast onderdeel van de zomervakantie. Ik zie econoom Sandra Phlippen, filosoof en dichter Lieke Marsman, en muzikant en presentator Raven van Dorst. Hele boeiende gesprekken. Wat me opvalt is dat deze zeer verschillende vrouwen gemeen hebben dat ze ook een grote zorg hebben over hoe het ons vergaat in dit tijdsgewricht.

Phlippen spreekt over de economische krimp door de klimaatschade: ‘Als we zo doorgaan, en we stevenen af op 3% opwarming van de aarde, krijgt de wereld te maken met onleefbare situaties en is er straks überhaupt geen economie meer over.’ 
Marsman komt met een voor mij nieuw woord: ‘vertraagtaal’. ‘Politici bedienen zich van ‘vertraagtaal’, waarin ze weer een bijeenkomst opperen om te kijken of het inderdaad zo is dat de aarde opwarmt? En dan het zoveelste rapport gaan bekijken en bespreken. Uitstelgedrag, terwijl iedereen allang weet hoe urgent het is.’
Van Dorst heeft het over de natuur in Nederland, met alle polders: zoveel bedwongen en gecultiveerd. Van Dorst benadrukt het belang om de natuur (ook van de mens; niet vrouw, niet man, niet labelen) z’n eigen gang te laten gaan. ‘De natuur laat zich niet dwingen.’ 
Marsman wendt zich in het aangezicht van haar naderende dood tot de bijbel, ze vindt daar de woorden en de troost die ze elders niet vindt. Ik ben zelf niet zo thuis in de bijbel maar de beelden die ik overdag zie en de angsten die me s’ nachts bekruipen, hebben er wel wat mee van doen, besef ik door haar. Delen van landen die in brand staan, vulkaan erupties en overstromingen. Mensen in tenten of op de vlucht. Werelddelen die verdrogen of onderlopen. De link naar de zondvloed is snel gemaakt, een overstroming die de hele wereldbevolking meesleurt en vernietigt. En nu maar hopen dat er ergens een Noach rondloopt? De man die het monster aankijkt en bijtijds een Ark bouwt. 

Ik ben wel thuis in de boeddhistische leer. De teksten van Dozgchenmeester Longchenpa bieden me hulp en troost in deze tijd. 

Laat wat je ook doet en wat ook verschijnt
gewoon zijn in zijn natuurlijke staat,
zonder overwegingen vooraf.
Dat is ware vrijheid.
(-)
Dus verblijf hier, jullie gelukkigen,
Laat los en wees gelukkig in de natuurlijke staat.
Laat je gecompliceerde leven en dagelijkse verwarring op zichzelf staan
en kijk, vanuit rust terwijl je niks doet, naar de natuur van de geest.
Een Zucht van verlichting. pag.112

Bemoeienis gaat ten koste van de ware aard, de natuur. Wij mensen wanen ons het centrum van het universum maar dat zijn we niet. ‘Ik heb geleerd van de natuur’, zegt Raven over haar tijd op Boerderij van Dorst.
Laat de natuur leidend zijn, dan is er vanzelf ritme, balans, herstel. Er is een oerkracht in de natuur die zich niet laat temmen en uiteindelijk niet laat vernietigen, daar ben ik van overtuigd. Net als onze onverstoorbare ware aard die onder alles aanwezig is. De natuurlijke staat die beseft dat er geen afzonderlijk zelf is: dat de dingen en mensen bestaan in onderlinge afhankelijkheid. 


Marthe van der Noordaa

De tovenaar en de wandelaar

Het was vroeg in de ochtend op een warme dag in juni – we woonden net in Bergen – dat ik het gordijn in de serre opzijschoof en oog in oog stond met een man. Ik schrok me rot, niet zozeer door de man maar door het feit dat hij zo dichtbij stond. Ik moest er nog aan wennen dat we omringd waren door water, we hebben geen hek of haag als afscheiding. Vanuit onze serre lag er enkel een slootje tussen ons in. 

Hij had iets vriendelijks over zich en mijn eerste impuls was toch zwaaien. De man, met een wit mutsje, een baardje en een legergroen jasje, in zijn rechterhand een harkje, reageerde niet. Hij keek me recht aan, maar zag me niet echt, zo leek het? En zo stonden we daar even, hij in de bosrand aan het water, ik in mijn serre, in mijn ochtendjas met mijn verwarde ochtendhaar. Tot hij ineens bukte en doorging met wat hij aan het doen was: harken tussen de bomen. 

In de jaren daarna zou ik hem steeds zien scharrelen in ‘zijn bosje’. Ik begon te zien hij dit al lang deed, er was een paadje ontstaan tussen de struiken. Hij was vaak druk met stapeltjes maken van kleine takjes, of gras wegtrekken tussen de struiken, wat hij dan weer op een ander plekje neerlegde. Dat alles in een heel rustig tempo en met veel aandacht. Heel subtiel allemaal voor een vrij chaotische rand vol bomen en struiken. Het werd een vertrouwde aanblik, de man met het witte mutsje tussen de bomen aan de waterkant.

Ik zag hem soms ook wel op andere plekken. Als ik aan het fietsen was, zag ik hem wel eens lopen op de paden ver buiten het dorp. Zijn licht gebogen houding, zijn legergroene jasje, een schoudertas, zijn blik naar beneden, flink de pas erin. Als onze paden elkaar kruisten, dan groette ik hem. Hij groette altijd terug maar ik merkte ook dat hij altijd een klein beetje schrok, alsof hij gestoord werd. Dus daar ben ik mee gestopt.

Het letterlijk oog in oog staan gebeurde nog één keer. Het was weer vroeg in de ochtend. Ik had een volle werk coachingsdag in Amsterdam in het verschiet en wilde voor de files uit wegrijden. Gedoucht, gekleed en in de make-up, schoof ik ietwat gehaast het gordijn opzij en daar stond de tovenaar. Zo noemde ik hem inmiddels. Dat kwam doordat onze jongste zoon op een dag zei dat hij de man best eng vond, zo scharrelend dichtbij ‘wat doet die man in dat bosje, is hij gek ofzo?’ ‘Volgens mij niet’, zei ik, ‘een beetje verward misschien?’ En na even denken zei ik: ‘Volgens mij is hij een soort tovenaar, die dingen onderhoudt die wij niet zien.’ Mijn zoon keek me aan en zei: ‘Mam, what the F, ik ben 15 hè?!’ 

Daar stond ik, dit keer op een vroege ochtend in de herfst, oog in oog met de tovenaar (ik bleef hem zo noemen) en dit keer hief hij zijn hand met het harkje omhoog. Ik zwaaide terug. Er was iets in zijn blik, dat maakte dat de hele situatie kantelde. Ik dacht ‘wie is hier nou verward?’ De hardwerkende vrouw in het huis met de serre en de gemaaide tuin, of de vrije scharrelaar in het bos?

Hij woont op de tweede verdieping van de sociale huurwoningen aan de andere kant van het water. Daar woont ook Hans. Hans wandelt de hele dag rond door Bergen, met een Albert Heijn tas in zijn ene hand en een pvc-buis in zijn andere hand. Met diezelfde hand trekt hij ook steeds zijn afzakkende broek omhoog. Hij is een uitgelaten man, die met regelmaat tegen Jan en alleman zegt ‘wat een mooie dag, hé, de zon schijnt!’ En soms zingt hij uit volle borst Nederlandse liederen. Enorme afstanden legt hij af, hij is eerder op pad dan de tovenaar (het komt wel eens voor dat ik ’s ochtends om 6 uur wakker schrik, ‘shit de vuilnis moet nog buiten’, en als ik die dan snel buitenzet, zie ik Hans al aan de wandel). En soms hoor ik hem ’s avonds rond 11 uur luid zingend thuiskomen, daar aan de andere kant van het water.

Hij loopt ook vaak even winkels of restaurants binnen. Uitgebreid het personeel groetend, en dan langs wat gasten, soms staat hij gerust even stil bij een tafeltje: ‘Is het lekker? Zo, jullie zijn aan het genieten, hè?’ en dan noemt hij op wat de mensen op hun bord hebben liggen. Ik vind dat heel grappig. 
Veel mensen in het dorp kennen hem, ik begreep dat hij ooit een daar bekende architect – werktuigbouwkundige was. Soms vragen ze: ‘Kom je even zitten, Hans?’ ‘Zitten? O nee’, zegt hij dan. ‘Zitten doe je in de gevangenis.’ Gelijk heeft hij. Al die mensen aan kleine tafeltjes, met hun groentesapjes, Latte’s, en Clubsandwiches, zitten misschien ook wel gevangen. Hij kan weer door. ‘Hou je goed hè!’ roept hij door de tent, en weg is hij.

Het is wonderlijk hoe je na verloop van tijd toch gehecht raakt. Dat merkte ik toen ik laatst ineens twee mannen uit het huis van Hans zag komen, met wat meubels. Ik schrok: gaat hij verhuizen, of erger: is hij overleden? Het liet me niet los, dus ik wandelde erheen. De deur stond open, de mannen waren binnen, de radio hard aan. Ik liep naar binnen en vroeg aarzelend: ‘Is er iets gebeurd met Hans?’ ‘Nee hoor, we knappen de boel een beetje op, dat doen we om de paar jaar.’ Ik keek om me heen: zijn huis bestond uit één kamer, met een bed, een tafel, een keukenblokje, een kapstok met kleren eraan, en een lange doek voor de ramen. De mannen stonden de muren te witten. 
Ik knikte opgelucht, en toen zei ik: ‘Ik woon daar, aan de overkant van de sloot, dus als er eens iets is, als ik iets kan doen, dan kan je bij me aanbellen.’ De mannen knikten. ‘Prima, bedankt.’ 

Ik liep terug naar huis. In de verte zag ik de tovenaar aankomen. Het was weer goed.
Ze wonen in mijn wijk, verruimen mijn blikveld en zetten mijn perspectief op z’n kop.
We zijn met elkaar verbonden. De tovenaar, de wandelaar en de vrouw in de serre, die dit alles gadeslaat en opschrijft.

Marthe van der Noordaa

Kamer in Kiev

Ik heb via Airbnb een kamer in Kiev geboekt. Een simpele kamer bij mensen thuis, als een directe manier om geld te doneren (Bnb rekent geen kosten), en om misschien even in contact te zijn met de mensen daar. Binnen een half uur kwam er een reactie van iemand uit Kiev. Ik vraag hem hoe de situatie nu is in Kiev. ‘Het luchtalarm is van tijd tot tijd aan, er zijn explosies op verschillende plekken in de stad, afgelopen nacht heeft een Russische raket een groot winkelcentrum vernietigd.’ Ze kunnen alleen boodschappen doen als er geen alarm is. Daar dus ook al.

Zo dichtbij, en zo gruwelijk wat zich daar allemaal afspeelt. Beelden van gehavende gebouwen, schuilende mensen, stromen vluchtende mensen, kapotgeschoten ziekenhuizen, scholen, theaters. Het gaat maar door. En ik zit hier. 
Ik ga voor het eerst weer even buiten zitten, na dagen Corona. Op een stoel in mijn tuin, de zon op mijn gezicht. Alles staat sinds vier weken in een ander licht, in een ander perspectief. 

Een Vlaamse Gaai landt op de rand van het vogelbad en hupt er dan in. Hij spettert alsof z’n leven ervan afhangt. Vier, vijf keer in de rondte, kopje losschudden en klaar! Schoon weer door. Er vliegt een bosje takjes door de lucht, er zit een heel klein vogeltje aan vast, richting een nestje in aanbouw. Gelukkig blijven vogels altijd weer nestjes bouwen en eieren leggen. 

Er is een baby geboren in het metrostation van Kiev en in schuilkelders in Dnipro worden de baby’s beschermd. Want de kinderziekenhuizen worden beschoten. Dat schendt niet alleen de afspraken (er gelden wetten en gebruiken in tijden van oorlog die bedoeld zijn om mensen te beschermen die niet meedoen aan de oorlog), maar vooral alle menselijke waarden. Het theater in Marioepol waar met grote letters in het Russisch ‘kinderen’ op staat is met de grond gelijkgemaakt.

De slechtheid van één man. We weten wie hij is. Hij is onderdeel van onze wereld. Hij heeft handen geschud en aan tafel gezeten met onze Europese leiders. 
Wie stopt hem?

Er is een belang. Altijd weer zijn er belangen. En belangen gaan meestal over geld. Olie, gas, geld, alsmaar geld. Het heilige goed van de afgelopen eeuw, van waaruit wordt gemeten en besloten en wordt weggekeken, als dat zo uitkomt. Met geld koop je geen leven, geen menselijkheid, geen waardigheid, geen liefde van hart tot hart, geen verwondering.

Twee meerkoetjes schieten achter elkaar aan, in de vijver aan de rand van de tuin. Het gaat er fel aan toe. Ze strijden om een gunstig plekje aan de waterkant tussen het riet, want ook zij gaan een nestje bouwen. Van alle eenden en ganzen die ik hier de afgelopen jaren heb zien broeden en kramen, waren de meerkoetjes altijd degene die al hun babykoetjes (?) in leven wisten te houden.

Ben ik te idealistisch om te hopen op een wereld waar menselijke waarden tot heilig goed worden verklaard? Om te hopen op een bijeenkomst met alle Europese leiders die uitroepen: “En nu is het genoeg geweest! Sinds de Industriële revolutie heeft de productie van goederen dag en nacht op volle toeren gedraaid, is de mens in een enorme expansieve ontwikkeling beland, leven we dag en nacht achter en door apparaten heen, is er ongelofelijk veel geld verdiend en zitten we nu op een punt dat we kunnen zeggen: genoeg industrie en rijkdom!” We richten onze aandacht op waar roofbouw is gepleegd en waar we almaar armer zijn geworden: de natuur, verdeling van bezit, een huis voor iedereen, vreedzaam samenleven, zorgdragen voor elkaar. Het ministerie van liefde en volkshuisvesting. Het ministerie van hartzaken en kostbaar erfgoed. Zoiets. Is dat zo moeilijk? Of ben ik niet van deze wereld?

De krokusjes zijn ineens allemaal uit. Ze staan in plukjes rond de vijgenboom. Dat moet gebeurd zijn terwijl ik op bed lag. Ik ben dol op krokusjes: zo klein maar vol van kleur. De paarse vooral, maar de gele ook, en ik zie ineens allemaal witte krokusjes. Ik vind ze allemaal leuk. 

‘It is morally difficult’, zegt de man van de kamer uit Kiev.
Navalny, politiek en sociaal activist krijgt nog eens negen jaar celstraf.. Hij is van Russisch-Oekraiense afkomst. Hij groeide op in Rusland, maar bracht als kind zijn zomervakanties door bij zijn grootmoeder in Oekraïne. Veroordeeld zonder eerlijk proces, geen rechtspraak. Het is zijn doodvonnis. Dat kan dus zomaar.
Verbijstering, steeds weer. Onmacht. 

Wat kan je doen?
Op de rand van mijn wc staat een tegeltje met een engeltje erop
en de tekst ‘tijd voor een wonder’. Tot hier kom ik.

Een lieve groet, Marthe van der Noordaa


Tegeltje: Anna Anuka

Onverschrokken Valentijn

Deze week is het Valentijnsdag. Ooit schreef ik een blogtekst over de onverschrokken Valentijn, die ik ook nu weer relevant vind om te delen. 
Op mijn lezingen en in mijn werk als relatiecoach wordt meestal wel duidelijk dat ik niet zo’n voorstander ben van Valentijnsdag; zo’n ‘aparte’ dag van aandacht en ook niet van de zoetsappigheid die eromheen hangt. Ik ben meer een voorstander van iedere dag Valentijnsdag. Je geliefde aandacht geven doe dat vooral dagelijks! Want wat is er fijner dan een kus, een compliment, een goeie grap, een onverwachts gebaar en oprechte aandacht voor elkaar te midden van de dagelijkse sores? 
En de zoetsappigheid? Een relatie is grillig, intens, prachtig, ingewikkeld, en soms meedogenloos en pijnlijk. Geen sprookje zou ik zeggen maar veeleer een avontuur. En grappig genoeg sluit dit wel aan bij iets wat ik las over de heilige Valentijn en 14 februari.

Ik kwam het volgende tegen:
In 496 riep Paus Gelasius 14 februari uit tot de dag van de heilige Valentijn. Er deed een legende de ronde over ene bisschop Valentijn, die regelmatig stellen in de echt verbond. Op een goed moment kwam een jong paar bij hem met het verzoek hen te trouwen. De man was een ‘heidense’ soldaat, de vrouw een christen. Volgens de wet was het hen niet toegestaan te trouwen. Maar Valentijn vond de liefde zwaarder wegen dan de wetten van de keizer, en huwde het stel. Al gauw kwamen meer paren met hetzelfde verzoek. Uiteindelijk werd hij aangegeven en gearresteerd. Toen hij voor de keizer moest verschijnen, probeerde hij die te bekeren. Claudius voelde zich beledigd en liet Valentijn martelen en onthoofden. Dat gebeurde op 14 februari maar welk jaar het was, is onduidelijk. Voordat het vonnis werd uitgevoerd, zag Valentijn nog kans het dochtertje van de gevangenisbewaarder een briefje toe te stoppen: ‘Van je Valentijn’, stond erop.

Niet zo heel romantisch, 14 februari als de dag waarop Valentijn gemarteld en onthoofd werd (toegegeven: dat briefje voor de dochter dan weer wel). Maar wel heel mooi dat deze bisschop Valentijn de liefde zwaarder liet wegen dan de wetten en daarvoor bleef staan, ook als dat betekende dat de dood erop volgde.

Heel in de verte herken ik daar wel iets van: op een goed moment in mijn leven was het een besluit dat ik de liefde erkende als een belangrijke levensbehoefte en niet als een prettige bijkomstigheid. Ik wilde er vol voor gaan. Vanaf toen was het duidelijk dat als het niet goed ging in mijn relatie, het niet goed ging met mij. Dan wist ik dat er werk aan de winkel was: niet denken dat het wel vanzelf overgaat maar bespreken, eerlijk zijn over mijn verlangens, niet zwichten, blijven zoeken, benieuwd ook naar zijn motieven, onthechten en onbevooroordeeld kijken en echte aandacht geven, dat soort zaken. Ik heb het bovenaan mijn lijst van ‘heel belangrijk’ gezet, wat betekende dat ik het standvastig moest ‘uithakken’ in mijn dagelijkse drukke leven, waar zoveel dingen altijd weer strijden om aandacht. Een onverschrokken keuze.

Aan het slot van mijn boek ‘Een schat aan liefde’ schrijf ik: ‘De schatkamer van je relatie is goed gevuld. De kunst is nu om die schatten te koesteren en aan te blijven spreken. En je niet te laten leiden door de waan van de dag, door de onbenullige dagelijkse gewoontes of dwingende activiteiten die strijden om voorrang. Wat kan nou belangrijker zijn dan de liefde? Ik kan niks bedenken.’ 

Laten we proosten op de liefde, de onverschrokken liefde!

Marthe van der Noordaa

Relatiecoaching

Gemaakt voor tegenslag

Wat als het corona virus voor altijd onder ons blijft, in steeds een ander jasje?
Wat als de klimaatcrisis niet omkeerbaar is, en overstromingen onderdeel worden van de seizoenen?
Wat als depressie verschijnselen blijven toenemen onder jongeren, niet als tijdelijk verschijnsel, maar als symptoom van de tijd waarin we leven?
Wat als nog meer mensen obesitas krijgen? Bovenop de 50% van de Nederlanders, die nu overgewicht hebben. 
Wat als de huizenprijzen blijven stijgen en starters niet meer aan woningen kunnen komen omdat de economie kunstmatig wordt gestimuleerd met lage rentes en aankoopprogramma’s door het ECB?
Wat als …

Ik hoor je denken ‘dit wordt geen gezellige Happy New Year blogtekst.’
En dat klopt, het lukt me simpelweg niet op dit moment. Klik gerust weg.
Of blijf er juist bij, want dat is waar ik het graag over wil hebben.
Erbij blijven.
Ik val met de deur in huis. We zitten in een crisis; corona, klimaat, geloofwaardigheid van de politiek, verruwing en agressie op straat en online…
En de frustratie over hoe met de crisis om wordt gegaan, neemt toe.
Zoals ik ernaar kijk, komt dat omdat er in oplossingen wordt gedacht.
‘Deze crisis moet worden bezworen, we moeten het virus er zo snel mogelijk ‘onder krijgen’.
En dan komen er allerlei maatregelen om dat te fixen. Het werkt, maar tijdelijk.
Achter snelle oplossingen duiken steeds weer nieuwe problemen op.
Kortetermijnvisie met kortetermijnmaatregelen.
Het bezweren van de crisis in plaats van het echt aankijken.
Door laten dringen wat er echt mis is, in plaats van pleisters plakken.
Dat vraagt moed. 

Antoine de Kom (dichter en forensisch psychiater) verwoordde het mooi in een interview dat ik las in dagblad Trouw, vlak voor de kerst. 

De coronacrisis heeft helaas nog niet tot voldoende bezinning geleid. ik zie vooral ad hoc maatregelen, waarmee we achter de ontwikkelingen aan blijven lopen. We zouden deze gedwongen ‘sabbatsrust’ moeten gebruiken om na te denken over een nieuwe weerbaarheidseconomie. Niet wachten tot alles weer ‘normaal’ is maar in actie komen en ons krijgshaftiger gaan opstellen. Het leven en de wereld zijn veranderlijk; je kunt er niet van uitgaan dat je alles voor elkaar hebt en dan rustig achteroverleunen. Er komt steeds een nieuwe tegenslag, daar ben je voor gemaakt, daar moet je op kunnen reageren. We moeten bereid zijn offers te brengen. (-) Ik kijk het gevaar liever in de ogen dan dat ik me ervoor afsluit.

Het gevaar in de ogen kijken. Erbij blijven. Krijgshaftig. Uiteindelijk geeft het meer voldoening, want we voelen allemaal wel dat de dreiging nog lang niet is afgelopen. Het bezweren van die dreiging en het tijdelijk oplossen, kost kracht en veel geld. Zo blijkt nu.

Wat mij aangrijpt is hoe het met onze jongeren gaat. Waarom zijn zoveel van onze jongeren depressief? Toch niet zo gek, als je kijkt naar het hopeloos verouderde onderwijssysteem in Nederland? Waar jongeren veel te vroeg (voor 10 uur staan hun hersens nog niet ‘aan’) en urenlang in klassen zitten, droge lesstof te verstouwen krijgen, die niet aansluit bij hun belevingswereld en waar de norm is: goede cijfers halen. Wie kijkt dat eens echt aan? Wie durft het hele systeem ter discussie te stellen?
En niet zo gek als je beseft dat dit de generatie is die opgroeit in het digitale tijdperk, met een mobiel als verlengstuk van hun hand, met verslavende games en online schijnwerelden. Het is toch niet verwonderlijk dat daardoor hun gevoelsleven verschraalt? Zijn pillen daarvoor de oplossing? Mogen ze voelen wat er werkelijk is? Bieden we ze genoeg begeleiding daarbij? Of gaan we daarop bezuinigen.

Geen snelle oplossing maar het aankijken en het zijn met wat er echt aan de hand is. Ten volle zien nodigt uit tot een echt antwoord; doordacht, voor de lange termijn, diepgaand en vanuit verschillende invalshoeken bekeken. Niet meer van hetzelfde.
Misschien een idee om naast het huidige OMT een OMT.2 op te richten die de politici adviseert? Met mensen uit de culturele sector, met jonge mensen, economen, verpleegsters, agenten, mensen met een andere visie op hetzelfde probleem.
Of aparte Corona dependances bouwen naast de ziekenhuizen en personeel werven dat daarvoor specifiek wordt opgeleid en dubbel betaald wordt door de overheid. 
Vaccineren en boosteren? Prima, maar zolang we niet verder kijken dan ons eigen belang, onze eigen landsgrens, voorbij Europa, heeft het beperkt nut: de varianten blijven komen vanuit verre landen als Afrika en India. Zolang wij niet onze kennis delen, zij geen patent krijgen van ons vaccin, blijven wij kwetsbaar. We zijn een geheel. Wij zijn niet rijk als zij arm zijn, wij blijven niet gezond, als zij ziek zijn. We horen bij elkaar.
Dichter bij huis: gooi het jaarritme om. We weten nu dat de winter de pandemie doet oplaaien, gooi alles dicht in de winter, maak er een lange winterslaapvakantie van en werk door in de zomertijd, zodat alles open kan blijven, ook de scholen en universiteiten. Ingrijpend? Ja, maar de pandemie is ook ingrijpend. En het heen en weer pendelen tussen halve en hele lockdowns is ook aardig ontregelend. Bovendien kunnen we hier vast snel aan wennen, de natuur doet ook aan winterslaap. Om maar een paar dingen te noemen.

In mijn boek ‘Een Zucht van verlichting’ schrijf ik hier over het omgaan met de weerbarstige werkelijkheid, wat ik wel toepasselijk vind voor deze tijd. 
Daar schrijf ik over mijn heftige allergie aanvallen die maar blijven terugkeren, jaar na jaar. En steeds hoop ik door medicijnen, kuren, ander voedsel, beddengoed etc, dat het beter zal gaan. En steeds gebeurt dat niet, het is allemaal tijdelijk, er verandert niet echt iets. Tot ik op een nacht tot inzicht kom, op een krukje in de badkamer.

“Ik lig al uren wakker en kan niet slapen omdat ik last heb van mijn allergie. Op een goed moment krijg ik het zo benauwd dat ik op een krukje in de badkamer ga zitten. Ik piep van benauwdheid en zet de hete kranen in de badkamer open. Dat verlicht enigszins, maar na een tijdje ook niet meer. Dan krijg ik een paniekaanval: wat moet ik doen? Niets helpt. Het wordt niet minder. Ik heb het gevoel dat ik in een uitzichtloze spiraal zit. Het is nu al jaren zo, houdt dit ooit nog op? Dan begin ik te huilen, diep te huilen. Ik vind het zo oneerlijk en ik ben zo moe. En dan komt er een dun besef, dat dit niet ophoudt. Dit is het. Er is geen uitzicht op andere tijden. ‘Laat die hoop los’, echoot het in mijn hoofd. Het is het enige wat ik nog kan doen, de hoop loslaten. Dus dat doe ik. Daardoor ontspan ik. En dan is er, als een ragfijn draadje uit een spinnenweb waar de zon op schijnt, het inzicht hoezeer de gerichtheid op het beter willen worden, me uitput. Ik word niet beter en dat besef maakt me gek genoeg rustig. Ik ontspan. De paniek en de verkramping verdwijnen. De benauwdheid is er nog steeds maar door de ontspanning komt er ruimte om de benauwdheid heen. Het neemt me niet meer compleet in beslag, waardoor ik het er beter kan laten zijn. Ik ga terug naar bed.”

‘Een keerpunt in deze verwikkeling is het moment waarop ik besef dat er geen uitzicht is op andere tijden. Dat lijkt een dieptepunt maar dat is het niet. Het is het lichtpuntje dat nieuw perspectief biedt in deze donker nacht. Het besef dringt door dat het gericht zijn op de toekomst doodloopt, sterker nog: ik lijd eraan steeds weer mijn hoop te koesteren op betere tijden. Meer nog dan aan de allergie zelf, lijd ik aan het gericht zijn op de toekomst. De hoop op betere tijden, kan een mens jarenlang koesteren en met zich mee dragen, niet beseffend dat juist het krampachtig hopen het lijden veroorzaakt. Ondertussen wordt niet ervaren wat er werkelijk aan de hand is. Dat is zonde want in het omarmen van die werkelijkheid zit een opening. Een opening om de impasse te doorbreken en tot een nieuwe houding te komen. Op het moment dat ik tot me door laat dringen dat de allergie mijn werkelijkheid is en niet ophoudt, kan ik ontspannen en raak ik helemaal aanwezig in de benauwdheid. En dan blijkt er meer te zijn dan alleen de benauwdheid. Er komt ruimte omheen. Ruimte waardoor ik ermee kan leven in plaats van dat ik ervan af wil.’

Er is geen uitzicht op andere tijden, dit is de tijd waarin we leven. Hier doen we het mee. Het hoort bij mij, bij jou, bij onze weerbarstige werkelijkheid.

Er komt steeds een nieuwe tegenslag, daar ben je voor gemaakt, daar moet je op kunnen reageren’, zegt de Kom. Dat vind ik troostrijk. En ik ben het met hem eens. Wij mensen zijn sterk, ongelofelijk inventief, en we passen ons razendsnel aan. Wij kunnen dat. 
Tijd voor een wezenlijk antwoord.

Ik proost op ons, de voelers, de zoekers, de aankijkers, de heldhaftigen,
en ik zie je graag in het nieuwe jaar.

Marthe van der Noordaa

In een andere tijd verkeren

Het begint met een bepaalde onrust in me. 
Een gevoel van ergens naar op zoek zijn zonder richting. 
Maar ook met iets van vervreemding. ‘Het past niet, ik pas niet.’ 

Ik begrijp steeds minder van de wereld om me heen. 
Ik snap veel niet van de keuzes die gemaakt worden, 
van het wegkijken, het uitstellen. 
Wat is de waarde van geld als schoonheid verdwijnt? 
Wat hebben we aan de Meta virtual reality van Mark Zuckerberg
als mensen steeds eenzamer zijn en behoefte hebben aan bezoek? 
Wat heb je aan industriële ontwikkeling als de aarde sterft?
Wat doe je als alles schreeuwt ‘help, red mij, het gaat niet meer!’ 
en leiders zeggen ‘is goed, over 10 jaar’. 

In die wereld voel ik mij een vreemdeling. 
En niet alleen nu, toen ik jong was had ik ook van die momenten.
Dat ik soms uitzoomde en dacht ‘dit is een rare wereld,
met rare oplossingen, die ik niet begrijp.’
Wie is er gek? 
Dat is meestal mijn cue.

Dan weet ik dat het tijd wordt om te schrijven, in mijn dagboek,
aan een stuk, een artikel, op mijn Weblog. Liefst langdurig,
zodat ik me ergens in kan vastbijten. 
Anders glijd ik weg, machteloos, dolend en grumpy. 
Een boek zou goed zijn. Het is ook alweer even geleden, 
mijn laatste boek kwam uit in 2016. 
Maar ik heb geen idee. 
Ja, misschien een paar losse draadjes.
Maar niet echt, dat ene.

Lees verder

Het meisje met de vragen zonder antwoord

“Bij alle terechte zorgen past tegelijkertijd de nuchtere vaststelling dat Nederland een goed land is en blijft om in te leven”, klonk tijdens de troonrede dit jaar.
Dezelfde avond konden we bij het journaal de schrijnende beelden zien van droogte in Oost-Afrika, als gevolg van de klimaatverandering. Mensen in nood, geen water, geen oogst, niets meer om te eten, zwaar ondervoede kinderen. Als je dat ziet, wordt de uitspraak nog eens onderstreept: Nederland is zeker een heel goed land om in te wonen. Zoveel om dankbaar voor te zijn. We hebben over, denk je dan. Genoeg te geven en uit te delen: onze rijkdom, onze kennis, onze zorg.

Maar wat gebeurt er in ons mooie land? We zijn heel druk met een vastlopende politieke formatie, protesterende mensen op straat, boze boeren, boze burgers, boze antivaxers, boze provaxers.. zoveel mensen, zoveel meningen. Dat lijkt nu voorop te staan en heel belangrijk. Op zich is er niks mis met een mening en eenieder mag vinden wat hij wil, maar het breed uitmeten als een overtuiging, als een recht dat wordt afgezet tegen het recht van een ander, en dat dan weer uitvergroot op social media, alsof het van levensbelang is. Wat dient dat?

Misschien zijn we
juist nu we
van alles
van alles vinden
pas echt iets verloren

Merel Morre omschrijft het hier mooi, vind ik. Waar leidt het toe, al dat vinden, al die meningen? Frustratie, versplintering, onvrede, een tweedeling ‘ik en de ander’.
Wat raakt er verloren?
Gezamenlijkheid. Benieuwdheid ook, wat mij betreft. Een open houding. En dat laatste hangt voor mij samen met de versmalling die optreedt in ons eigen wereldje, terwijl er zoveel meer is. Ik mis de relativering en het besef dat er zoveel meer aan de hand is dat schrijnender is dan dit. Onze aarde verkeert in acute nood. Dat vraagt om vaardig handelen, liever gisteren dan morgen. Mensen in arme landen verkeren in nood, mensen zijn ontheemd, er is honger aan de andere kant van de wereld. Als we dat echt tot ons door laten dringen, dan overstijgt dat toch onze eigen kleine wereld, onze overtuigingen, ons eigen gelijk? Met dat soort vragen loop ik rond.
En meestal vind ik dan richting bij schrijvers of dichters.

We lazen samen gedichten
en wogen elk woord,
vroegen ons af wat ze betekenden
zoveel eeuwen later,

toen het meisje in de klas
dat altijd vragen stelde waar
geen antwoord op was vroeg

of je ook dichter kan zijn
zonder gedichten te schrijven.

We hadden geen antwoord op die vraag,
er viel een woordeloze stilte,
een ongemak te denken
dat we misschien waren omringd
door zwijgende dichters.

Onbeantwoord is die vraag
blijven hangen in mijn leven,
in een wereld vol woordenbrij,
vol dichters die hun woorden
lenen en leuren.

Nooit ontmoette ik
een grotere dichter dan
het meisje met de vragen zonder antwoord.

Jo Govaerts, Uit haar bundel: ‘Moord en brand’

Haar woorden vind ik troostrijk.
Het besef dat er op veel vragen geen antwoorden zijn,
voor veel ongemak geen oplossingen.
Wat blijft is te rusten in het ongemak
‘in een wereld vol woordenbrij’
Niet het ongemak afschuiven of overschreeuwen,
maar leven met de vragen.
Dat is de kunst.

Leven met de vragen waar niet meteen een antwoord op komt,
waar misschien wel nooit een antwoord op komt.
Er is zoveel dat we niet weten op dit moment.
Zoveel is onzeker,
daarin zijn we gelijk.
We weten het niet,
daarin zijn we meer dan ooit samen.

Wat rest? Ons richten op wat er wel is
De dankbaarheid die dat kan brengen.
En de aanzet om van daaruit te doen wat we kunnen.

In een wereld vol woordenbrij, bied ik graag een meditatietraject aan:
‘Pad van ontwaken’ Het pad van niet-doen.
Op een rustige plek in de duinen van Schoorl.
Wie weet ontmoeten we elkaar daar.

Marthe van der Noordaa

Klein groot geluk

Het dorpsplein is niet groot maar toch lijkt het alsof alles er is; het wordt omringd door een bakker, een slager, een café, een postkantoor, een fietsverhuur, en aan de randen staan kramen met groente en fruit, met kazen, met oesters en een met wapperende zomerjurken. In het midden van het plein staat een draaimolen met ornamenten en beesten, zo’n ouderwetse versierde molen, vol met kindjes. Ik zit op het kleine terras van het café aan mijn ochtendkoffie, met een croissant zoals je ze alleen in Frankrijk kunt krijgen.

Er klinkt een bel, de draaimolen stopt. Nieuwe ronde, nieuwe kindjes. Ze klimmen op de draaimolen, vol enthousiasme rennen ze op een dier af en dan de lichte paniek: wil ik wel op het paard? Of kies ik de zwaan, nee de giraf! Of toch de helikopter, die op en neer gaat als je op het stuur drukt? De bel klinkt weer, nu toch echt gaan zitten, en daar gaan ze. Eromheen zitten moeders met boodschappentassen op plastic witte stoelen. De kinderen zwaaien, steeds opnieuw na een rondje als ze hun moeders weer zien.

Naast me zijn twee vrouwen in gesprek, ze praten onophoudelijk. Zo snel als dat kan gaan in het Frans, de woorden buitelen over elkaar heen. Ze drinken eerst een petit café, dan pastis. De geur van de perziken op de fruitkraam vlakbij is heerlijk, ze zijn overrijp. De rij voor de slager wordt steeds langer, er mogen maar twee mensen tegelijk naar binnen in de kleine winkel, de meesten willen ‘poulet roti’ die staan te draaien buiten voor het raam, ook die zijn te ruiken op afstand. En uit het bakkertje komt iedereen naar buiten met een of twee baguettes onder de arm. Ik geloof niet dat ze het hier kennen, een glutenvrij dieet.
Ik geniet van wat ik zie. Mensen staan stil, maken een praatje, kopen tomaten, artisjokken, oesters. Ik bestel nog een koffie. 

Dan ineens klinkt er een claxon. Er komt een man met een hoed het plein op gefietst. Hij knijpt in de claxon op zijn stuur, maar heeft ook een bel in zijn hand die hij luid laat rinkelen. We kunnen niet om hem heen: een grote zwarte punthoed, een glimmende blauwe jas met achterpanden en een luide stem: “Bonjour mesdames et messieurs!” Hij stapt af en in een handomdraai heeft hij een mini podium gemaakt: kratje uitgeklapt, fluwelen kleedje erover, hij stapt erop en begint een… tja, wat eigenlijk? 

Met een prachtige diepe stem schalt hij over het plein, er komt een jongetje aangerend, hij gaat recht tegenover hem op de grond zitten. De man haalt uit de binnenzak van zijn blauwe jas een paar briefjes en leest die voor. Het lijken een soort advertenties of krantenberichtjes? Soms ineens schatert het jongetje. De man heeft één persoon publiek (eigenlijk twee, incluis mij), maar zijn enthousiasme is er niet minder om, hij gaat stug door. Soms springt het jongetje op en klapt in z’n handen, er is iets opwindends gezegd! Langzaamaan staan er meer passanten even stil, ze luisteren. Eerst twee, dan drie, dan vijf, en dan wordt het een kring van mensen om de hoedenman heen. Er wordt intensief geluisterd, er wordt gelachen. Ik versta het niet goed, het gaat te snel, maar het maakt niet uit, het is prachtig: zijn dragende stem, de eenvoud, de concentratie van de mensen, het samenzijn. Een oervorm van theater.

En dan ineens is het klaar. De man steekt zijn briefjes in de binnenzak van zijn glimjas, tilt zijn hoed op, maakt een lichte buiging. Het jongetje klapt, de andere klappen mee en binnen een paar minuten is zijn kratje en kleedje opgeruimd, stapt hij op zijn fiets, klinkt de claxon drie keer en “Au revoir!”
De mensen lopen door, het jongetje zoekt zijn moeder en de pleingeluiden nemen het weer over. ‘Ting Ting’, de draaimolen draait de volgende ronde. 

Ik blijf nog even zitten. Getuige van klein groot geluk.

Marthe van der Noordaa