Gekker wordt het niet, of wel?

Elke keer als je denkt ‘gekker dan dit wordt het niet’, dan blijkt het toch te kunnen. De mensheid is tot veel in staat, zoals Puppy Yoga in Amsterdam. Op de website van Puppy Yoga is te lezen dat de eerste 30 minuten van de les besteed worden aan de yoga, waarbij puppies ‘vrij om jullie heen spelen’ en de laatste 30 minuten mogen de cursisten knuffelen met puppies: ‘neem foto’s, ontspan en geniet van de pure liefde van de puppies’, staat er. Instagramwaardig. ‘Contact met de puppies vermindert je stress en je angsten en versterkt ‘joy in life’, dat zijn dan de ‘benefits’ van dit aanbod. En hoe zit het met de stress van de puppies? Die is enorm, ze zijn in een volkomen vreemde omgeving en worden doorlopend aangeraakt en wakker gehouden. Vooral dat laatste is schadelijk. Puppies slapen gemiddeld 18 uur per dag, met tussendoor soms een speelmoment van 15 min en dan gaan ze weer slapen. Als ze die rust niet krijgen heeft dat gevolgen voor hun leervermogen, hun gedrag en hun afweersysteem.

Het meeste van dit alles verbaast me nog dat er mensen zijn die hieraan deelnemen. Mensen die aan yoga doen, daarvan zou je toch denken dat die een bepaald bewustzijn hebben, het is immers bedoeld om geest en lichaam te verbinden. Hoe kan het dat deze bewuste types niet door hebben dat ze al yogaënd meedoen aan dierenmishandeling? En hoe zit het met de vrouw die haar ruimte en yogamatjes beschikbaar stelt en toeziet hoe de gestreste puppies in de hoeken plassen en poepen? En de fokkers die hier de puppies voor leveren, zijn misschien wel de grootste boosdoeners, zij weten hoe slecht het voor ze is en doen het toch. Ogen sluiten en cashen.

Grenzeloos
Het kan komen doordat ik al een tijd dierenfilms, dierendocu’s en series kijk, waardoor dit me extra raakt. Ik kom er steeds meer achter hoe wonderlijk en indrukwekkend het dierenrijk is en hoeveel oprechte dierenliefhebbers het uiterste doen om de diersoorten die op uitsterven staan (en dat zijn er veel: 1 op de 5) te redden met fokprogramma’s en herstel van hun leefgebieden. Niks ogen sluiten, maar in actie komen.
Ook speelt mee dat net bekend is geworden dat de motie (die in februari is aangenomen) om van de bio-industrie een dierwaardige veehouderij te maken, nu weer is teruggedraaid: een kadootje van de PVV aan de BBB. Deze motie moest ervoor zorgen dat de dieren in ons land niet zo veel te lijden hebben, zodat bijvoorbeeld de 11 miljoen varkens die in Nederlandse schuren in het donker opgesloten zitten in hele kleine ruimtes met betonnen vloeren. En de zeugen, die worden klemgezet in kraamkooien waarin ze alleen maar kunnen liggen en waar ze in drie jaar tijd 81 biggen moeten produceren. Voor dat soort ellende zou er een wetswijziging komen, maar Wilders stak er een stokje voor. Esther Ouwehand stond in de Tweede Kamer zichtbaar haar woede en verdriet te verbijten.

Zijn we niet allang op het punt beland dat we zeggen: het mag niet gekker worden. Heel veel mensen zullen dit beamen, maar veel ook niet. Die gaan toch skiën met pinguïns in Dubai. In Dubai? Dat is een woestijn! Daar moeten we niet willen skiën, en zeker niet met pinguïns die daar heel gestrest van worden. Zijn er dan helemaal geen grenzen? En hoe lang nog? Steeds weer komen er wel voorstellen, maar concreet verandert er weinig. Waarom is er nog steeds geen veel hogere vliegtaks. Waarom is de co2 uitstoot niet allang verminderd? Rijden we niet allang allemaal elektrisch? Is de bio-industrie niet strafbaar, de woningnood nog steeds niet opgelost, in zo’n rijk land als Nederland? Het blijft maar duren omdat niemand een offer wil brengen. De mensen, de politiek, de wereldleiders. Geen offerbereidheid.

Offers
Van oudsher offeren mensen in tempels, kerken, op heilige plekken. Voedsel, dieren, kostbaarheden, geuren, allerlei offers als geschenken aan de goden, om de relatie met hen te bekrachtigen of te herstellen. Het offeren in dienst van het hogere. Een offer gaat over iets wat je dierbaar is en je liever niet wilt geven, anders is het geen offer. En het is in het belang van iets groters, en gaat dus voorbij aan eigenbelang. Daar wordt het lastig voor de mens. We willen wel verandering maar niet als het ons eigen hachje betreft, als het ons eigenbelang aantast. Landen zijn niet bereid een stukje grond af te staan, omwille van iets groters: vrede. Gemeentes zijn niet bereid vreemdelingen op te nemen, omwille van een groter belang: andere gemeentes ontlasten die te veel dragen. Politieke partijen willen best nadenken over landsbelang maar kiezen uiteindelijk voor hun partijbelang. Daarom verandert er zo weinig.

Individualisme
‘Wat zou een groot offer zijn voor ons mensen in deze tijd?’ vroeg ik me af en toen kwam ik uit op: het opgeven van een stuk individualisme. Naast open zijn over seks, psychische klachten of hoeveel geld je verdient, is het een absoluut taboe om inbreuk te doen op iemands individualiteit. We leven in een tijd waarin de norm ‘ik ben vrij om te doen en laten wat ik wil’, heel sterk is. Vaak beginnen goedbedoelde adviezen met de zin: ‘Je moet het zelf weten hoor maar… en dan volgt er iets waar we de ander eigenlijk op willen aanspreken. We zijn zo gewend geraakt aan individuele vrijheid en ‘rechten’ dat we vaak niet meer merken dat dat geruisloos over kan gaan in ego-gerichtheid, die los komt te staan van de omgeving. Individualistisch vrij, maar ontkoppeld van de medemens, van de aarde, van de natuur, van de dieren. Die ontkoppeling leidt tot excessen, zoals we overal kunnen zien. 

Wereldbinnenruimte
Joke Hermsen citeert in haar boek ‘Onder een andere hemel’ iets hierover van Rilke:
De gedichten van Rilke werpen de vraag op hoe we in een van God verlaten en door egoïsme en commercie geregeerde wereld, ‘in die oneigenlijke schiettent van opgepoetst geluk, waar het geld zich voortplant’, nog thuis kunnen zijn. Want we zijn niet langer ‘thuis en vertrouwd in onze verklaarde wereld’, omdat we de onderlinge verbanden niet meer begrijpen. We zijn nog slechts toeschouwers, staat er in de achtste elegie: ‘En wij toeschouwers, altijd, overal dit alles toe gewend en er nooit vrij van! Het overstelpt ons. Wij ordenen het. Het valt uiteen. Wij ordenen het opnieuw en vallen zelf uiteen.’

We begrijpen de onderlinge verbanden niet meer. Dat klopt. De wereld is op drift geraakt, de mensheid is van god en aarde los. Maar wij hebben de mogelijkheid om te kiezen. Om te zeggen ‘genoeg is genoeg, ik doe er niet aan mee.’ We kunnen ons losmaken van de gekte, van ‘de oneigenlijke schiettent van opgepoetst geluk, waar het geld zich voortplant’. En stoppen met deelnemen aan grenzeloos gedrag ‘omdat het nu eenmaal kan’. We kunnen voorbijgaan aan eigenbelang en elkaar aanspreken, als we excessen zien. Laten we ons richten op wat onze zorg en aandacht echt nodig heeft. Opdat we in deze krankzinnige tijd niet uiteenvallen. Opdat we geen toeschouwers worden, maar deelnemers die aan zet zijn en willen bijdragen aan een wereld waarin we ons thuis voelen.

Door alle wezens reikt een ruimte;
wereldbinnenruimte. De vogels vliegen stil 
door ons heen. O ik die goeie wil 
ik kijk naar buiten, en in mij groeit de boom. 

Ik draag zorg, en in mij staat het huis. 
Ik pas op, en in mij is de oppas. 
Geliefde die ik word: tegen mij rust 
de prachtige schepping en huilt uit.

Rilke


Met een voorjaarsgroet,
Marthe van der Noordaa

Laten we niet wennen

Als de dagen lengen
als het donker toeneemt
niet alleen in de dagen voor kerst
maar al langer.
Als het ongeloof groter wordt
en de onmacht toeslaat
de oorlogen blijven duren
omdat machthebbers wolven blijken
in schaapskleren.
Over de grenzen
maar ook heel dichtbij
gaan we echt die afslag in met elkaar,
waarin extreem de norm wordt?

Als we denken ‘wat maakt het nog uit’ of 
‘ik voel me een vreemdeling in deze wereld.’
Dan doemt er in mijn hoofd een mantra tekst op:
‘Laten we niet wennen’

Laten we niet wennen aan het recht van de sterkste
aan de schreeuwende stemmen
aan de onbescheidenheid
aan de misleidingen op social media.
Het publiekelijk afstraffen van fouten, 
wetend dat we allemaal steeds fouten maken.
Aan de valse beloftes, die van dag tot dag kunnen veranderen
want wat zijn die waard?
Aan wel profijt willen maar niet bereid tot offers.
Aan de mening dat we heus wel zonder kunst en cultuur kunnen
en dat de publieke omroepen net zo goed kunnen worden afgeschaft.
Aan eigenbelang verpakken in landsbelang.
Laten we niet wennen aan de sussende woorden rond
het grote stikstof- en klimaatprobleem, omdat de rek eruit is
en we genoeg hebben van die woorden, 
dat is precies wat wordt beoogd.

Laten we niet meegaan in die verharding
want verharding leidt tot terugtrekken
tot afschermen
tot ieder voor zich.
Dus laten we lief zijn.

Laten we hardop uitspreken wat ons aan het hart gaat,
versterken wat wordt afgebroken
steunen wat kwetsbaar is.
Laten we elkaar zien,
elkaar bevragen.
Hoe is het nu met jou?

‘Wat maakt het nog uit wat ik doe, druppel op een gloeiende plaat?’
Heel veel.
Het maakt veel uit wat we doen.
In de kern zijn we licht en liefde,
dat is onveranderlijk en onaantastbaar.
Als jij licht bent
en ik kom jou tegen
word ik ook lichter.
Dat is een heel krachtig cadeau.

Ik wens je mooie kerstdagen en ik zie je graag in het nieuwe jaar,

Marthe van der Noordaa

Een leeg huisje

Het was zo’n dag dat ik zin had om te gaan wandelen naar mijn werkkamer in het bos. Ik nam de tijd. Onderweg viel mijn oog op een boomstronk, die iets verder van de weg af lag. Zo vaak was ik erlangs gefietst en nu al wandelend zag ik het pas goed, het was een soort huisje met een laddertje in een stuk boom.
Ik liep erheen, er lagen een paar kastanjes in, wat snippers en een roze kraal. Het leek erop dat er net nog een kindje mee had gespeeeld, en dat is wat ik er zo leuk aan vond: er kan van alles met dit open boomhuisje! Erin, eromheen, ervoor; er is alle ruimte voor dingen uit de natuur, poppetjes, kabouters, diertjes, et cetera Het nodigt uit, prikkelt fantasie, het zet aan. Dit lege huisje in een stuk boom.

Zelf heb ik de leegte ook nodig om tot creatie te komen. Dat weet ik, want als ik dingen bedenk in een tijd dat ik heel druk ben en bezet, dan is het best okay, maar tijdelijk en meestal niet echt prikkelend. Het gevaar ligt op de loer dat het dan een herhaling is van eerdere zetten in een ander jasje. Ik heb de leegte nodig om in te keren en bij mezelf te komen, te midden van alle drukte en impulsen, om tot iets eigens te komen, iets wat me verrast.

Ratelketting
De tijd waarin we leven is niet gericht op leegte, op stilstaan, op inkeer.
Alles lijkt continu gevuld. Opgevuld met activiteit, met bezig zijn, met doorgaan, met in contact zijn, met praten en mailen en zichtbaar zijn op ‘socials’. Daarmee vertel ik niets nieuws maar wat me steeds weer verbaasd is hoe dwingend dat is, ook in mijn privéleven. Ik zit even rustig, in stilte, te niksen, of met een prettig boek en dan ineens, alsof de buitenlamp aanklikt, begint de ratel: ‘Oh ik moet nog even iemand terugbellen, een wasje draaien, een paar mails wegwerken, ‘ping’ een appje, toch even meteen reageren want anders vergeet ik het, even een link openen naar een misschien boeiend artikel dat iemand me stuurde, even op Facebook, of Insta of TikTok.’
Het is nooit even.
Het is een nooit eindigende ratelketting, met informatie die tot je komt, en vervolgens toch ergens heen moet: naar een plek in je hoofd, in je lijf, je hart? Het vult je op en voor je het weet beïnvloed het je denken, je gemoed, en een deel van je dag. Het heeft je beroofd van iets heel waardevols: je aandacht en je tijd. En daarmee blijft het urgent.

Er is iets dieps in me wat zo houdt van de stilte en de leegte
en er is iets oppervlakkigs wat me er steeds van wegtrekt
de trekkracht van de prikkel, de actie, van het vulsel.
Het vraagt een leger in mij om die diepere liefde te bewaken,
en ongeschonden naar buiten te laten komen. 
De bewakers van mijn stille tijd.

Afwezigheid van betekenis
Stilte is de afwezigheid van geluid. Leegte is de afwezigheid van vulling.
Jean Paul Sartre beweerde ooit: ‘Leegte is de afwezigheid van betekenis, doel en waarden in de wereld, waarbij het individu vrij zijn eigen betekenis en zingeving kan creëren, maar de wereld op zichzelf betekenisloos en doelloos is.’
In de boeddhistische Hartsoetra staat: ‘Vorm is leegte, leegte is vorm’. Alles is in essentie leeg, alle fysieke vormen, alles wat zich vult met bestaansrecht, is leeg van een blijvende inherente essentie of substantie. Er bestaat geen blijvend zelf of ego. Het komt op en het vergaat, in de doorgaande beweging van de levensstroom.

Op lezingen rond mijn boek ‘Een Zucht van verlichting’ zeg ik hierover:
Onze essentie is leeg, en die leegte wordt steeds opnieuw gevuld met aanwezigheid. Totaal aanwezig raken is vanuit de persoonlijkheid helemaal kleur geven en vorm aannemen, en als die aanwezigheid is uitgewerkt, keer je terug naar de leegte. En dan is er niks, tot er een nieuwe impuls komt, nieuwe inspiratie. Dat is de natuurlijke beweging, van binnen naar buiten, die voortkomt uit onze natuurlijke staat. Dus niet van vorm naar vorm, van actie naar actie, maar steeds weer terug, inkeren, thuiskomen in de leegte en van daaruit vorm aannemen.

Thuiskomen in de leegte
Wat me nu in mijn leven vooral raakt is het thuiskomen in de leegte. Zo ervaar ik het ook echt, zo gewenst en vertrouwd voelt het. En van daaruit zien wat zich aandient. Met in mijn achterhoofd het besef van de link tussen leegte en doelloos zijn. Het doelloos zijn doorbreekt mijn gedrevenheid, de identificatie met mijn grote verantwoordelijkheidsgevoel, het nuttig zijn, het doorgaan op mijn uitgestippelde pad. Dat uitgestippelde pad is een vorm van vastgrijpen, het is een illusie, uiteindelijk loopt het ook weer leeg. Het doelloos zijn brengt me thuis in een andere werkelijkheid. Het maakt me rustig en creatief. 

En zo kom ik tot schrijven, en wie weet ontstaat er dan zachtjes aan een volgend boek. Vooral ben ik steeds weer benieuwd hoe ik dat lege huisje in mijn stuk boom ga invullen. 

Tot later, lieve mensen, voor nu prik ik deze woorden van Vincent van Gogh boven mijn buro: ‘Laten we maar stillekens voortgaan.’

van Gogh
Laten we een taak vinden
die ons dwingt om rustig te zitten 
bezig met werk dat eenvoudiger is
dan taken die nut hebben

in deze tijd waarin wij leven
waarin alles wartaal lijkt uit te slaan
loopt ge het risico terug te keren uit een strijd
u schamend dat ge hebt gestreden

laten we maar stillekens voortgaan
tevreden met het maken van schilderijen
wat niet het geluk is en niet het ware leven
maar een schilder is gelukkig
zoodra hij kan weergeven
wat hij ziet

men is dan ook minder alleen
omdat men denkt: ik zit hier wel
doch terwijl ik zit
spreekt mijn werk
en wie het ziet
zal me niet verdenken
van liefdeloosheid

de kunst is grooter dan onze kunde

het is beter
naar een korenveld te kijken
zelfs in de vorm van een schilderij
het verdriet onder ogen te zien
zonder afkeer te krijgen.

Uit: ‘Wij waren onder de betovering’ van Ramsey Nasr
gebaseerd op brieven die Vincent van Gogh schreef vanaf zijn jeugd tot aan zijn dood

Mijmertijd

Het einde van het seizoen nadert. Tenminste bij mij. Ik werk in een school, ‘School voor leven en werk’ van het ITIP, en daar lopen de seizoenen van sept tot eind juli. En wat betreft mijn coachingspraktijk ben ik altijd lange tijd dicht in de zomer, van juli tot september.

Er is iets raars met me: ik ben al een tijd lang iedere ochtend heel vroeg wakker, zo rond 4.30 uur. En dan lukt het me niet meer om in slaap te vallen, terwijl ik best moe ben.
Er ligt nog veel werk op me te wachten. Werk dat is blijven liggen vanwege zaken die meer voorrang hadden, liggen nu te stapelen op mijn buro: regelzaken, afrondingszaken, maar ook inplanningszaken voor het nieuwe seizoen, achterstallige administratie en dan nog een stapeltje dat ik in de kast had weggelegd, ‘even niet nu’.
Het is onderdeel van een sterke cocktail, waarin van alles samenkwam afgelopen maanden: het overlijden van mijn vader, onze jongste zoon in examen stress, grote verschuivingen op mijn werk, een volle coachingspraktijk en al een maand code rood wat betreft allergie. Een miljoen mensen in Nederland hebben er last van; doorlopend verkouden, benauwdheid, prikogen. Ik ook, al woon ik aan de kust. Het is een energielek. 

En dan lig ik dus wakker, rond half 5, samen met de vogels die al volop aan het zingen zijn. Ik doe allerlei pogingen om weer in slaap te vallen, maar uiteindelijk ben ik daarmee gestopt en heb ik besloten dan maar vroeg op te staan. Ik ga naar beneden en zet een kop thee. Stil in huis, stil buiten. De leegte van de dag voor me. 
Ik rommel wat aan. Zoals op de bank liggen, muziek luisteren, wat losse flodders schrijven. Soms loop ik naar buiten in mijn pyjama en ga ik op de veranda liggen, dichtbij het gekrakeel van de vogels en de eenden. En dan eet ik beschuit, heel lang niet gedaan, maar nu zo vroeg, eet ik beschuit, liefst met kaas of aardbeien. Dan drink ik koffie, met chocola. Intens lekker, in de stilte, een stuk pure chocola. En soms val ik ook weer even in slaap.

Of ik kijk een aflevering van een serie of programma. Heel suf maar ik ben op dit moment dol op ‘Het echte leven in de dierentuin’, waar ze bijvoorbeeld beren opvangen uit Roemenië, die onder erbarmelijke omstandigheden in kooien van staal en beton hebben geleefd, en dan hopen ze dat ze het hier redden en het Berenbos in mogen, om weer echt ‘beer’ te mogen zijn. En dat zeggen die verzorgers dan zo lief, dat je dat ook van harte hoopt, en absoluut wil volgen hoe dat verder gaat. Of een olifant die een jong krijgt (een kalf heet dat), en dan de bevalling zien en de drie cruciale dagen erna, hopend dat moederolifant haar kalf niet dooddrukt, ondersteund door de rustige stem van Jacob Derwig. Of de apen, die zijn niet alleen maar leuk maar ook heftig hoor met elkaar, tot bloedens toe. Ik volg inmiddels ook de Engelse versie. 

Een podcast luisteren, dat doe ik ook graag ’s ochtends vroeg. Mijn favoriet van dit moment: ‘Aaf en Lies lossen het wel weer op’. Geestige en slimme vrouwen, met verrassende tips over het weerbarstige leven. En ik lees natuurlijk, van alles en nog wat; fictie, non-fictie, poëzie, boeken voor mijn werk. 
Ik heb net een prachtig boekje gelezen: ‘De telefooncel aan de rand van de wereld’ van Laura Imai Messina. Niet per se bijzonder goed geschreven, maar wel een mooi thema: hoe mensen met een groot verdriet, terecht kunnen in een telefooncel aan de rand van de wereld, om te spreken met een overledene. Zo’n mooi gegeven. Meer zeg ik er niet over, dat zou jammer zijn.

En: Vertroostingen van Dirk de Wachter, Belgische psychiater en hoogleraar. Dat boek las ik in een adem uit. Wat een zachtaardige mededogende schrijver is dat. Zijn woordkeus vind ik ook echt prachtig.
‘Weggooien van het pakket verdriet, zet een boemerang in werking. Ooit komt dat verdriet terug, in je gezicht en het zal je nog meer verwonden. Hoe sneller en harder je het wegsmijt, hoe harder het terugkomt. Van rouwverwerking is anders geen sprake. Goede troost impliceert dat verdriet met stekels te behouden. Op een bepaalde manier het zelfs te koesteren. Dat verdriet moet je behouden, maar wikkel het in, omzwachtel het met verhalen, met schoonheid, met nabijheid. Pak het zo in zodat je het onder je arm mee kunt dragen. Het is er dan nog, maar het steekt niet meer. Ik kan een patiënt met een psychose zijn, maar ook een moeder met een kind, ik ben ook een zuster, ik ben ook een voetballer, een liefhebber van oude wijnen … Ik ben zoveel. Ik kan dus ook iemand met verdriet zijn.
De troost is niet dat verdriet wegnemen, de troost is er een schoonheid aan te geven. Kunnen vertellen hoe mooi het was te leven met je kind dat nu gestorven is. Koester dat verdriet vooral als een heel gevoelige herinnering. Want het verdriet heb je om iets dat mooi was. Dat wil je toch niet verliezen? Verdriet kan zelfs verbindend werken.’ Pag.107-108

Het zal te maken hebben met de dood van mijn vader, dat juist hier mijn oog op valt. ‘De troost is er schoonheid aan te geven’. Dat probeer ik te doen door over mijn vader te spreken, zijn foto dichtbij, de meubels die ik van hem heb gekregen een mooie plek te geven in mijn huis en door brieven te lezen die we vonden bij het opruimen van zijn huis. Eindeloos veel brieven die mijn vader en zijn moeder kregen, na het overlijden van zijn oudste broer. Een groot verdriet in het leven van mijn vader, zijn veel te jong gestorven oudste broer en vriend (27 jr) waar hij als jonge jongen zoveel mee speelde. 

Zo zit ik dan te mijmeren. 
Langzaamaan begin ik te houden van deze vroege uurtjes. Van de hak op de tak ga ik. Het is precies wat ik nodig heb. Het mijmeren. Het dwalen. Na maanden in de regelstand, wil mijn ziel nu dwalen. Van de hoofdweg af, het kronkelpad op. Waar ik onderweg van alles tegenkom. 

‘Ga niet in tegen wat je doet’, schreef Longchenpa in het Juwelenschip (pag.31). Hij verwoordt hier precies waar ik nu in zit. Komt hij toch weer voorbij, mijn grote leermeester en inspirator, zo aan het einde van het seizoen. Tijdens mijn Longchenpa ochtenden zei ik daarover: ‘Het is al in je, verander het niet, verzet je niet: niet vastklampen, niet uitbannen. Laat toe wat zich aandient, neem het op, wees lief voor jezelf.’
Ik kan niets anders dan volgen wat ik doe, heel dichtbij, geen kracht voor richting of enige andere inspanning. Dat wordt het motto voor mijn vakantie, vermoed ik.

Fijn dat jullie er zijn, zodat ik dit stukje kan schrijven. Dat betekent veel voor me.
Ik wens jullie ook een hele fijne vakantiemijmertijd, en wie weet treffen we elkaar daarna.

Marthe van der Noordaa

Afscheid van mijn vader

Het was half maart en ik mijmerde voor me uit. Ik zat in de serre van ons huis, weg te kijken over het water, enigszins onrustig.
Ik ben nog aan het naschudden van de zege van BBB, die werd gevierd als was het de uitslag van de landelijke verkiezingen. ‘Normaal doen en je boerenverstand gebruiken’, is de slogan. Waarom moeten wij het verstand van boeren gebruiken? 0.6% van de Nederlandse beroepsbevolking is boer, de rest niet. Het geeft nogal wat druk.
Ik heb nog scherp op mijn netvlies hoe de boeren, al dan niet gesponsord door veevoedergiganten of vleesfabrieken en gewapend met teksten van een communicatiebureau, door Nederland trokken met hun trekkers. Het Malieveld platgereden, wegen geblokkeerd, deuren geforceerd, strobalen en asbest in de fik, vlaggen ondersteboven, ministers geïntimideerd; het boerenverstand lijkt ook gepaard te gaan met de botte bijl. En dan het ‘normaal doen’. Normaal is een dubieus begrip. Wie bepaalt de norm? Meestal wordt het geassocieerd met: geen afwijking, geen verwondering, geen verrassing, binnen de lijnen blijven, geen gekkigheid, mee in het gareel, niet boven het maaiveld. Niet heel aantrekkelijk, wat mij betreft. Het slaat alles zo plat als een weiland.

Ook was ik onrustig over het feit dat de oorlog in Oekraïne nog steeds gaande is, nog steeds! Wie had dat gedacht? 14 maanden nu, vanaf februari 2022 worden er steden gebombardeerd, jonge soldaten het slagveld op gestuurd, gezinnen ontwricht, vrouwen verkracht, mensen vermoord. Misdadig en zinloos. En hoe eng is het dat het eigenlijk geen voorpaginanieuws meer is? Laten we er vooral niet aan wennen. 

Dichterbij huis gemijmerd, zag ik dat de meerkoetjes weer als eerste jonkies hebben. Ze winnen altijd ruim van de eenden en de ganzen, die nog maar net op het nest zitten. Daar staat weer tegenover dat meerkoetjes niet de meest oplettende moeders zijn in de vijver: veel kuiken meerkoetjes worden opgegeten, waardoor ze nog een tweede leg en soms een derde moeten doen. En onze jongste zoon blijft zich dapper door de eindexamen periode heen worstelen, boeken vol droge stof worden er doorgeploegd. Buiten blijft het maar koud. En toen overleed mijn vader en stond alles stil. 

Mijn lieve vader van 92. Het gemis, meteen eigenlijk.
Een knagend leeg gevoel in mijn buik. 
Veel te vroeg wakker in de ochtend ‘O ja, hij is er niet meer’. 
Tranen in de supermarkt, de radijsjes waar hij zo van hield, pak ik als vanzelf. ‘O nee, die hoeven niet meer’. De route naar zijn huis, iedere zondag dezelfde route, voelt nu anders. 
In de lift van het appartementengebouw, zonder hem naar boven. 
Het loslaten is zo pijnlijk.

Het is wel begonnen, het moet ook wel, want het huis moet leeg. Intens is dat. Zijn truien, zijn pakken, zijn boeken, zijn koffers (waarom had hij zoveel koffers?), stapels brieven en foto’s die door mijn handen gaan, ieder met een herinnering waar ik wel maanden over kan mijmeren. Een heel leven klapt open. Het servies waar we altijd thee uit dronken. Een stoffen doek waar zilverbestek uitrolt. De rode guide de Michelin (hij ging nooit op reis zonder deze guide). Zijn adressenboekje, met zijn handschrift. De meubels en schilderijen. 
Wat blijft en wat gaat?

Het laatste moment, zaterdagochtend 8 april, het is koud, maar de zon straalt. We lopen in familieverband in stilte over de heuvelachtige begraafplaats. 
Een lang pad. Een prachtige stilte. 
Naar het graf van onze moeder, de vrouw waar hij zo van hield. Nu het graf van hen samen.
De laatste woorden. Stilte. Alleen het zingen van de vogels. 
Je was dol op vogels. Als we in de tuin zaten zei je vaak ‘hoor je de vogels?’  
Het langzaam zakken van de kist, door de dennentakken. 
Je gaat. Je was al weg, maar nu ga je echt.

Bij de het condoleance afscheidsdiner zei ik ‘je leven is ten volle geleefd, gebogen, gebutst, alles gedaan, klaar om te gaan. Die vader van 92 is niet het gemis, maar wel zal ik de persoon missen die je was.’ Oprecht, altijd benieuwd, uitgaand van het goede. Een bankman zonder eigenbelang. Zijn goede aard. Vrijgevig, heel vrijgevig. Ook zichzelf te veel wegcijferend. 
Kunnen genieten van kleine dingen en momenten. Nooit geklaagd, geen dag. ‘Hoe is het met jou? Hoe is het met de kinderen?’ In stilte meer gedragen dan we wisten. 
Eigenwijs, koppig. Niet willen douchen. Geen steunkousen. Geen crème op de wonden. Lange tijd alleen met een stok willen lopen, ondanks het vallen. 
Grote liefde voor goede Franse wijn en vrouwen in jurken. 

Die man ga ik zo missen. Dankbaar dat hij mijn vader was.

Marthe van der Noordaa

Samen somberen

We zitten alweer in de staart van dit jaar en dan breekt de tijd aan van lijstjes, rijtjes, top 10, top 100, top 2000 et cetera.
Ik kwam een boeiend rijtje tegen, het komt uit het Psychologie Magazine. De precieze datum van het artikel weet ik niet. Ik heb een map met allerlei artikelen en hier viel mijn oog op. Naast de map ligt een stapel losse blaadjes met aantekeningen. Die viel me ook op, ‘die moet ik eens ordenen, dacht ik’. Ik heb veel losse blaadjes: kleine blaadjes, grote met lijnen, of afgescheurde blaadjes uit schriften. Zomaar met ideeën, flarden, rijtjes, verwijzingen, citaten, zinnen die ik hoor op straat, gedichten en ga zo maar door. Een archief van krabbels met pen, die ergens liggen op plekken in mijn werkkamer, daar kan geen computer tegenop. De kerstvakantie is een mooie tijd om het te ordenen, maar ik aarzel, vaak is het zo dat als ik iets ga ordenen, ik het niet meer terug kan vinden. 

Maar goed dit rijtje dus, deze getallen, raken me opnieuw in deze donkere tijd. Het Psychologie Magazine heeft onderzoek gedaan bij duizend mensen van boven de 18 over verschillende perioden uit hun leven en daaruit kwamen de volgende gegevens:
– bijna twee derde van de Nederlanders heeft ooit wel eens last gehad van angst- en spanningsklachten
– meer dan de helft heeft last gehad van somberheid
– bijna een derde heeft zich wel eens afgevraagd of hun leven nog wel zin heeft
– en ongeveer 1 op de 10 mensen heeft wel eens ervaringen gehad als stemmen horen, of zich heel erg vervreemd voelen van de werkelijkheid. 
Wat een aantallen, als je ze zo op een rij ziet.

‘Het sluit aan bij het NEMESIS-onderzoek van het Trimbos-instituut’, zo vervolgt het artikel, ‘waaruit blijkt dat 43 procent van de Nederlanders in zijn leven weleens voldoet aan de criteria voor een psychische stoornis. En daar zijn eetstoornissen, burn-out, autisme en persoonlijkheidsstoornissen niet in opgenomen.’ ‘Zijn we dan allemaal een beetje gek?’ Leuke vraag.
Jim van Os, hoogleraar psychiatrie aan het UMC Utrecht Hersencentrum zegt: ‘Als de helft van de mensen een stoornis heeft gehad, kun je je afvragen of je het wel een stoornis moet noemen. Blijkbaar vallen al deze klachten onder normale menselijke variatie. (-) We hebben allemaal weleens ‘iets’. Maar in plaats van ons op dit vlak verbonden te voelen met elkaar, voelen veel Nederlanders zich anders dan ‘de rest’. De helft van de mensen met dit soort gevoelens, zo blijkt uit het onderzoek, vertelt dit namelijk aan niemand.’

Moeten we het wel een stoornis noemen? Dat vind ik een mooie omkering. Wie is er nou gestoord? Wij allen, zo blijkt. Als je niets hebt, is het eerder uitzonderlijk. 
Laten we stoppen met veroordelen en bestempelen. Als iets het label stoornis of depressie krijgt, kan het zwaarder gaan wegen. Nog steeds kan iemand somber zijn. Maar labels zetten zich vast, ook in het hoofd van degene die de diagnose krijgt. (met de kanttekening dat ik het hier niet heb over mensen die lijden aan een doorlopende depressie, dat is een ander verhaal).

Mijn praktijk zit flink vol, al maanden. Het valt me op dat steeds meer jonge mensen (begin dertig) aankloppen. ‘Waarom sta ik somber op?’ ‘Zit ik wel op de goede plek?’ ‘Haal ik wel alles uit het leven?’ ‘Is dit wel de juiste relatie, de juiste baan voor mij?’ ‘Ik heb doorlopend een gevoel van tekortschieten.’ En meer van deze vragen. En dan kom ik met de opbeurende boodschap: ‘somberheid en tegenslag zijn onderdeel van het leven, onderdeel van de dag. Het hoort erbij. Let maar op: iedere dag zit er wel iets tegen.’ De vraag is dan ook niet: hoe zorg ik dat dat ophoudt? Maar: hoe ga ik ermee om? Het steeds verkassen op zoek naar de juiste baan, die juiste partner, de juiste bestemming, biedt misschien tijdelijke verlichting, maar geen oplossing. Het leven is ingewikkeld. 
Hoe ben ik en wie ben ik te midden van de tegenslag, de pijn en de onmacht? 
Daar gaat het om.
En dan gaan we aan de slag; alles wat dwarszit, niet goed voelt, pijn doet, mag er zijn. Het wordt niet meer veroordeeld maar ervaren. Er valt een last weg: de last van moeten fixen, van steeds op zoek zijn naar oplossingen, van gelukkig moeten zijn. En dan gebeurt het wonderlijke, in het aankijken van de pijn en de tegenslag, ontstaat ook lichtheid en levenslust. Ze bestaan naast elkaar.

We zijn tot veel in staat, de dingen kunnen tegelijkertijd bestaan. Je kunt erkennen dat je je niet goed voelt, en tegelijkertijd prima werk leveren, om maar wat te noemen. Als je jezelf maar niet veroordeelt, of denkt ‘ik ben gek’ ‘ik mag dit niet voelen’ ‘ik wijk af, iedereen lijkt het leuk te hebben’. ‘In plaats van ons op dit vlak verbonden te voelen met elkaar, voelen veel Nederlanders zich anders dan ‘de rest.’ Erover spreken is belangrijk, want dan kan je erachter komen dat je niet alleen bent. Dat veel meer mensen worstelen, tobben, het niet weten. De helft van de Nederlanders heeft wel eens depressieve gevoelens. Stel je maar voor, dat is de helft van de mensen die je tegenkomt op straat, bij de voetbalclub, op je werk, in je vriendengroep, of bij je familie. 
Het mooie is dat als mensen open zijn over hun eigen zorgen of angst, andere mensen vaak ook gaan delen wat ze lastig vinden in hun leven. Zorgen delen helpt, er kan opluchting komen, herkenning, het kan erdoor afnemen en vooral: het verbindt! Samen somberen is toch anders.

Laten we 
openlijk somberen
opdat we oog voor elkaar
met open blik, een open hart
en soms een arm om die schouder, 
een woord, troost, of gebaar
gek is normaal is gek
niets is minder waar
mijn wens aan jou voor het nieuwe jaar.

Marthe van der Noordaa

Groter dan de ploeterende mens

We hebben deze zomer gewandeld in de Zwitserse Alpen. Voor het eerst, sinds 28 jaar, zonder kinderen. Samen op pad, lopen in de bergen en maar zien waarheen en hoe lang. Geen rekening hoeven houden, geen protestgeluiden in mijn rug, toch maar niet die steile route etc … We konden voluit gaan. Het was heel fijn en magisch. De uitzichten, het opgenomen worden door de omgeving, de schoonheid van de nietigheid, de fysieke inspanning en mijn conditie, ook redelijk magisch dat die zo goed was? Ik ging erg moe op reis en was binnen twee dagen fris en fit als een hoentje.
Op een dag zagen we in de verte een gletsjer. Niet lang geleden was mijn man hier ook en in een korte tijd was de gletsjer zoveel meer gesmolten, zei hij, dat was schrikken.

Overdag geniet ik intens – het wandelen neemt me helemaal over – maar ’s nachts begint het wakker liggen. Ik weet inmiddels dat het geen zin heeft stil te blijven liggen. Dus ik sluip uit bed en ga in het donker bij het open raam zitten. Vanuit ons bergpension op hoogte is het uitzicht prachtig, ook ‘s nachts: de nachtelijke hemel staat vol heldere sterren die heel dichtbij lijken. Er bekruipt me een gevoel van ongemak en verdriet. Ik zou zo graag willen dat het anders was, maar ik ben en blijf steeds ongerust over de klimaatcrisis en hoe het eraan toegaat in de wereld.

Onlangs nog las ik in een artikel van het Europees milieu Agentschap over de Alpen dat door de temperatuurstijging van 2°C een groot aantal middelgrote gletsjers de eerste helft van deze eeuw zullen verdwijnen. De klimaatverandering in de Alpen beïnvloedt de staat van de permafrost, die het gesteente bij elkaar houdt, en het volume en de kwaliteit van de sneeuw. Er zal ’s winters meer regen vallen, waardoor er minder dagen sneeuw zal liggen. Dit heeft invloed op de manier waarop de bergen ’s winters water verzamelen en opslaan en het tijdens de warmere zomer weer verdelen. De Alpen worden ook wel de ‘watertorens van Europa’ genoemd. 40% van het zoete water in Europa komt er vandaan, het voorziet miljoenen Europeanen in lagergelegen gebieden van water! Wat kunnen we verwachten? Meer droogte in de zomer, overstromingen en aardverschuivingen in de winter en grotere veranderingen in de watervoorziening, het hele jaar door. 

Het is een delicate balans. Alles hangt met elkaar samen. Wij zijn verbonden en afhankelijk van de kwaliteit van de gletsjers in Zwitserland, om maar een voorbeeld te noemen. We zullen het met elkaar moeten oplossen.
Als ieder land, iedere provincie, iedere regering, ieder individu alleen over zichzelf nadenkt en bezig is met eigenbelang binnen dit grote vraagstuk, gebeurt er niks. De impasse houdt aan, terwijl de noodklok al luidt sinds de jaren ’80, toen er werd gesproken over zure regen. Hoe groot moet de ramp worden? Dit gaat door me heen, terwijl ik naar de sterrenhemel kijk. Ik blijf een tijd zo zitten, wat een stille schoonheid. Naast de zorg voel ik ook iets van troost. Wat ik zie is zoveel groter dan de ploeterende mens. 

Een paar dagen later dalen we af en reizen we door naar het Comomeer in Noord-Italië. Weer van een heel ander soort schoonheid. Veel historie, mooie kastelen en grote landhuizen. Het Comomeer is van oudsher een toevluchtsoord van adellijke families, kunstenaars en wereldleiders. We willen graag blijven wandelen en zoeken paden rond het meer. Maar jee, wat is het warm en drukkend! Veel te heet, wat ons betreft. Wij staan heel vroeg op en gaan op pad. In de middag vertoeven we in de schaduw, lezen en zwemmen in het meer. 
Het wakker liggen wordt niet minder. De ventilator aan het plafond staat aan. Ik voel het briesje op mijn huid. Soms sluip ik naar het balkon. Ook hier een schitterend uitzicht, we slapen aan het meer. Veel minder sterren, wel een prachtige maan. Op een nacht is er onweer, de bliksemschichten flitsen over het meer, indrukwekkend. En dan de stortvloed van regen die de droogte voor even verjaagt. Ik zit onder een dak van wijnranken, die me net genoeg drooghoudt en mijmer voor me uit. Vroeger waren de krachten en de signalen van de natuur leidend voor de mens. Zo logisch. Hoe komt het toch dat wij mensen ons het centrum van het universum wanen? Kennis, industrialisatie, wetenschap. Het heeft ons ver gebracht, maar ook zo vervreemd van de aarde en de natuur. Die liefdesband is verbroken, terwijl we er dagelijks van afhankelijk zijn.

We reizen rustig terug via Baden-Baden. Bij thuiskomst laaf ik me aan al wat thuis te bieden heeft: mijn fijne bed, mijn lieve gezin, de boeken die overal door het huis op tafeltjes op mij liggen te wachten en de zee, de heerlijk frisse Noordzee, zo vlakbij. En niet te vergeten: Zomergasten! Een voor mij vast onderdeel van de zomervakantie. Ik zie econoom Sandra Phlippen, filosoof en dichter Lieke Marsman, en muzikant en presentator Raven van Dorst. Hele boeiende gesprekken. Wat me opvalt is dat deze zeer verschillende vrouwen gemeen hebben dat ze ook een grote zorg hebben over hoe het ons vergaat in dit tijdsgewricht.

Phlippen spreekt over de economische krimp door de klimaatschade: ‘Als we zo doorgaan, en we stevenen af op 3% opwarming van de aarde, krijgt de wereld te maken met onleefbare situaties en is er straks überhaupt geen economie meer over.’ 
Marsman komt met een voor mij nieuw woord: ‘vertraagtaal’. ‘Politici bedienen zich van ‘vertraagtaal’, waarin ze weer een bijeenkomst opperen om te kijken of het inderdaad zo is dat de aarde opwarmt? En dan het zoveelste rapport gaan bekijken en bespreken. Uitstelgedrag, terwijl iedereen allang weet hoe urgent het is.’
Van Dorst heeft het over de natuur in Nederland, met alle polders: zoveel bedwongen en gecultiveerd. Van Dorst benadrukt het belang om de natuur (ook van de mens; niet vrouw, niet man, niet labelen) z’n eigen gang te laten gaan. ‘De natuur laat zich niet dwingen.’ 
Marsman wendt zich in het aangezicht van haar naderende dood tot de bijbel, ze vindt daar de woorden en de troost die ze elders niet vindt. Ik ben zelf niet zo thuis in de bijbel maar de beelden die ik overdag zie en de angsten die me s’ nachts bekruipen, hebben er wel wat mee van doen, besef ik door haar. Delen van landen die in brand staan, vulkaan erupties en overstromingen. Mensen in tenten of op de vlucht. Werelddelen die verdrogen of onderlopen. De link naar de zondvloed is snel gemaakt, een overstroming die de hele wereldbevolking meesleurt en vernietigt. En nu maar hopen dat er ergens een Noach rondloopt? De man die het monster aankijkt en bijtijds een Ark bouwt. 

Ik ben wel thuis in de boeddhistische leer. De teksten van Dozgchenmeester Longchenpa bieden me hulp en troost in deze tijd. 

Laat wat je ook doet en wat ook verschijnt
gewoon zijn in zijn natuurlijke staat,
zonder overwegingen vooraf.
Dat is ware vrijheid.
(-)
Dus verblijf hier, jullie gelukkigen,
Laat los en wees gelukkig in de natuurlijke staat.
Laat je gecompliceerde leven en dagelijkse verwarring op zichzelf staan
en kijk, vanuit rust terwijl je niks doet, naar de natuur van de geest.
Een Zucht van verlichting. pag.112

Bemoeienis gaat ten koste van de ware aard, de natuur. Wij mensen wanen ons het centrum van het universum maar dat zijn we niet. ‘Ik heb geleerd van de natuur’, zegt Raven over haar tijd op Boerderij van Dorst.
Laat de natuur leidend zijn, dan is er vanzelf ritme, balans, herstel. Er is een oerkracht in de natuur die zich niet laat temmen en uiteindelijk niet laat vernietigen, daar ben ik van overtuigd. Net als onze onverstoorbare ware aard die onder alles aanwezig is. De natuurlijke staat die beseft dat er geen afzonderlijk zelf is: dat de dingen en mensen bestaan in onderlinge afhankelijkheid. 


Marthe van der Noordaa

De tovenaar en de wandelaar

Het was vroeg in de ochtend op een warme dag in juni – we woonden net in Bergen – dat ik het gordijn in de serre opzijschoof en oog in oog stond met een man. Ik schrok me rot, niet zozeer door de man maar door het feit dat hij zo dichtbij stond. Ik moest er nog aan wennen dat we omringd waren door water, we hebben geen hek of haag als afscheiding. Vanuit onze serre lag er enkel een slootje tussen ons in. 

Hij had iets vriendelijks over zich en mijn eerste impuls was toch zwaaien. De man, met een wit mutsje, een baardje en een legergroen jasje, in zijn rechterhand een harkje, reageerde niet. Hij keek me recht aan, maar zag me niet echt, zo leek het? En zo stonden we daar even, hij in de bosrand aan het water, ik in mijn serre, in mijn ochtendjas met mijn verwarde ochtendhaar. Tot hij ineens bukte en doorging met wat hij aan het doen was: harken tussen de bomen. 

In de jaren daarna zou ik hem steeds zien scharrelen in ‘zijn bosje’. Ik begon te zien hij dit al lang deed, er was een paadje ontstaan tussen de struiken. Hij was vaak druk met stapeltjes maken van kleine takjes, of gras wegtrekken tussen de struiken, wat hij dan weer op een ander plekje neerlegde. Dat alles in een heel rustig tempo en met veel aandacht. Heel subtiel allemaal voor een vrij chaotische rand vol bomen en struiken. Het werd een vertrouwde aanblik, de man met het witte mutsje tussen de bomen aan de waterkant.

Ik zag hem soms ook wel op andere plekken. Als ik aan het fietsen was, zag ik hem wel eens lopen op de paden ver buiten het dorp. Zijn licht gebogen houding, zijn legergroene jasje, een schoudertas, zijn blik naar beneden, flink de pas erin. Als onze paden elkaar kruisten, dan groette ik hem. Hij groette altijd terug maar ik merkte ook dat hij altijd een klein beetje schrok, alsof hij gestoord werd. Dus daar ben ik mee gestopt.

Het letterlijk oog in oog staan gebeurde nog één keer. Het was weer vroeg in de ochtend. Ik had een volle werk coachingsdag in Amsterdam in het verschiet en wilde voor de files uit wegrijden. Gedoucht, gekleed en in de make-up, schoof ik ietwat gehaast het gordijn opzij en daar stond de tovenaar. Zo noemde ik hem inmiddels. Dat kwam doordat onze jongste zoon op een dag zei dat hij de man best eng vond, zo scharrelend dichtbij ‘wat doet die man in dat bosje, is hij gek ofzo?’ ‘Volgens mij niet’, zei ik, ‘een beetje verward misschien?’ En na even denken zei ik: ‘Volgens mij is hij een soort tovenaar, die dingen onderhoudt die wij niet zien.’ Mijn zoon keek me aan en zei: ‘Mam, what the F, ik ben 15 hè?!’ 

Daar stond ik, dit keer op een vroege ochtend in de herfst, oog in oog met de tovenaar (ik bleef hem zo noemen) en dit keer hief hij zijn hand met het harkje omhoog. Ik zwaaide terug. Er was iets in zijn blik, dat maakte dat de hele situatie kantelde. Ik dacht ‘wie is hier nou verward?’ De hardwerkende vrouw in het huis met de serre en de gemaaide tuin, of de vrije scharrelaar in het bos?

Hij woont op de tweede verdieping van de sociale huurwoningen aan de andere kant van het water. Daar woont ook Hans. Hans wandelt de hele dag rond door Bergen, met een Albert Heijn tas in zijn ene hand en een pvc-buis in zijn andere hand. Met diezelfde hand trekt hij ook steeds zijn afzakkende broek omhoog. Hij is een uitgelaten man, die met regelmaat tegen Jan en alleman zegt ‘wat een mooie dag, hé, de zon schijnt!’ En soms zingt hij uit volle borst Nederlandse liederen. Enorme afstanden legt hij af, hij is eerder op pad dan de tovenaar (het komt wel eens voor dat ik ’s ochtends om 6 uur wakker schrik, ‘shit de vuilnis moet nog buiten’, en als ik die dan snel buitenzet, zie ik Hans al aan de wandel). En soms hoor ik hem ’s avonds rond 11 uur luid zingend thuiskomen, daar aan de andere kant van het water.

Hij loopt ook vaak even winkels of restaurants binnen. Uitgebreid het personeel groetend, en dan langs wat gasten, soms staat hij gerust even stil bij een tafeltje: ‘Is het lekker? Zo, jullie zijn aan het genieten, hè?’ en dan noemt hij op wat de mensen op hun bord hebben liggen. Ik vind dat heel grappig. 
Veel mensen in het dorp kennen hem, ik begreep dat hij ooit een daar bekende architect – werktuigbouwkundige was. Soms vragen ze: ‘Kom je even zitten, Hans?’ ‘Zitten? O nee’, zegt hij dan. ‘Zitten doe je in de gevangenis.’ Gelijk heeft hij. Al die mensen aan kleine tafeltjes, met hun groentesapjes, Latte’s, en Clubsandwiches, zitten misschien ook wel gevangen. Hij kan weer door. ‘Hou je goed hè!’ roept hij door de tent, en weg is hij.

Het is wonderlijk hoe je na verloop van tijd toch gehecht raakt. Dat merkte ik toen ik laatst ineens twee mannen uit het huis van Hans zag komen, met wat meubels. Ik schrok: gaat hij verhuizen, of erger: is hij overleden? Het liet me niet los, dus ik wandelde erheen. De deur stond open, de mannen waren binnen, de radio hard aan. Ik liep naar binnen en vroeg aarzelend: ‘Is er iets gebeurd met Hans?’ ‘Nee hoor, we knappen de boel een beetje op, dat doen we om de paar jaar.’ Ik keek om me heen: zijn huis bestond uit één kamer, met een bed, een tafel, een keukenblokje, een kapstok met kleren eraan, en een lange doek voor de ramen. De mannen stonden de muren te witten. 
Ik knikte opgelucht, en toen zei ik: ‘Ik woon daar, aan de overkant van de sloot, dus als er eens iets is, als ik iets kan doen, dan kan je bij me aanbellen.’ De mannen knikten. ‘Prima, bedankt.’ 

Ik liep terug naar huis. In de verte zag ik de tovenaar aankomen. Het was weer goed.
Ze wonen in mijn wijk, verruimen mijn blikveld en zetten mijn perspectief op z’n kop.
We zijn met elkaar verbonden. De tovenaar, de wandelaar en de vrouw in de serre, die dit alles gadeslaat en opschrijft.

Marthe van der Noordaa

Kamer in Kiev

Ik heb via Airbnb een kamer in Kiev geboekt. Een simpele kamer bij mensen thuis, als een directe manier om geld te doneren (Bnb rekent geen kosten), en om misschien even in contact te zijn met de mensen daar. Binnen een half uur kwam er een reactie van iemand uit Kiev. Ik vraag hem hoe de situatie nu is in Kiev. ‘Het luchtalarm is van tijd tot tijd aan, er zijn explosies op verschillende plekken in de stad, afgelopen nacht heeft een Russische raket een groot winkelcentrum vernietigd.’ Ze kunnen alleen boodschappen doen als er geen alarm is. Daar dus ook al.

Zo dichtbij, en zo gruwelijk wat zich daar allemaal afspeelt. Beelden van gehavende gebouwen, schuilende mensen, stromen vluchtende mensen, kapotgeschoten ziekenhuizen, scholen, theaters. Het gaat maar door. En ik zit hier. 
Ik ga voor het eerst weer even buiten zitten, na dagen Corona. Op een stoel in mijn tuin, de zon op mijn gezicht. Alles staat sinds vier weken in een ander licht, in een ander perspectief. 

Een Vlaamse Gaai landt op de rand van het vogelbad en hupt er dan in. Hij spettert alsof z’n leven ervan afhangt. Vier, vijf keer in de rondte, kopje losschudden en klaar! Schoon weer door. Er vliegt een bosje takjes door de lucht, er zit een heel klein vogeltje aan vast, richting een nestje in aanbouw. Gelukkig blijven vogels altijd weer nestjes bouwen en eieren leggen. 

Er is een baby geboren in het metrostation van Kiev en in schuilkelders in Dnipro worden de baby’s beschermd. Want de kinderziekenhuizen worden beschoten. Dat schendt niet alleen de afspraken (er gelden wetten en gebruiken in tijden van oorlog die bedoeld zijn om mensen te beschermen die niet meedoen aan de oorlog), maar vooral alle menselijke waarden. Het theater in Marioepol waar met grote letters in het Russisch ‘kinderen’ op staat is met de grond gelijkgemaakt.

De slechtheid van één man. We weten wie hij is. Hij is onderdeel van onze wereld. Hij heeft handen geschud en aan tafel gezeten met onze Europese leiders. 
Wie stopt hem?

Er is een belang. Altijd weer zijn er belangen. En belangen gaan meestal over geld. Olie, gas, geld, alsmaar geld. Het heilige goed van de afgelopen eeuw, van waaruit wordt gemeten en besloten en wordt weggekeken, als dat zo uitkomt. Met geld koop je geen leven, geen menselijkheid, geen waardigheid, geen liefde van hart tot hart, geen verwondering.

Twee meerkoetjes schieten achter elkaar aan, in de vijver aan de rand van de tuin. Het gaat er fel aan toe. Ze strijden om een gunstig plekje aan de waterkant tussen het riet, want ook zij gaan een nestje bouwen. Van alle eenden en ganzen die ik hier de afgelopen jaren heb zien broeden en kramen, waren de meerkoetjes altijd degene die al hun babykoetjes (?) in leven wisten te houden.

Ben ik te idealistisch om te hopen op een wereld waar menselijke waarden tot heilig goed worden verklaard? Om te hopen op een bijeenkomst met alle Europese leiders die uitroepen: “En nu is het genoeg geweest! Sinds de Industriële revolutie heeft de productie van goederen dag en nacht op volle toeren gedraaid, is de mens in een enorme expansieve ontwikkeling beland, leven we dag en nacht achter en door apparaten heen, is er ongelofelijk veel geld verdiend en zitten we nu op een punt dat we kunnen zeggen: genoeg industrie en rijkdom!” We richten onze aandacht op waar roofbouw is gepleegd en waar we almaar armer zijn geworden: de natuur, verdeling van bezit, een huis voor iedereen, vreedzaam samenleven, zorgdragen voor elkaar. Het ministerie van liefde en volkshuisvesting. Het ministerie van hartzaken en kostbaar erfgoed. Zoiets. Is dat zo moeilijk? Of ben ik niet van deze wereld?

De krokusjes zijn ineens allemaal uit. Ze staan in plukjes rond de vijgenboom. Dat moet gebeurd zijn terwijl ik op bed lag. Ik ben dol op krokusjes: zo klein maar vol van kleur. De paarse vooral, maar de gele ook, en ik zie ineens allemaal witte krokusjes. Ik vind ze allemaal leuk. 

‘It is morally difficult’, zegt de man van de kamer uit Kiev.
Navalny, politiek en sociaal activist krijgt nog eens negen jaar celstraf.. Hij is van Russisch-Oekraiense afkomst. Hij groeide op in Rusland, maar bracht als kind zijn zomervakanties door bij zijn grootmoeder in Oekraïne. Veroordeeld zonder eerlijk proces, geen rechtspraak. Het is zijn doodvonnis. Dat kan dus zomaar.
Verbijstering, steeds weer. Onmacht. 

Wat kan je doen?
Op de rand van mijn wc staat een tegeltje met een engeltje erop
en de tekst ‘tijd voor een wonder’. Tot hier kom ik.

Een lieve groet, Marthe van der Noordaa


Tegeltje: Anna Anuka

Onverschrokken Valentijn

Deze week is het Valentijnsdag. Ooit schreef ik een blogtekst over de onverschrokken Valentijn, die ik ook nu weer relevant vind om te delen. 
Op mijn lezingen en in mijn werk als relatiecoach wordt meestal wel duidelijk dat ik niet zo’n voorstander ben van Valentijnsdag; zo’n ‘aparte’ dag van aandacht en ook niet van de zoetsappigheid die eromheen hangt. Ik ben meer een voorstander van iedere dag Valentijnsdag. Je geliefde aandacht geven doe dat vooral dagelijks! Want wat is er fijner dan een kus, een compliment, een goeie grap, een onverwachts gebaar en oprechte aandacht voor elkaar te midden van de dagelijkse sores? 
En de zoetsappigheid? Een relatie is grillig, intens, prachtig, ingewikkeld, en soms meedogenloos en pijnlijk. Geen sprookje zou ik zeggen maar veeleer een avontuur. En grappig genoeg sluit dit wel aan bij iets wat ik las over de heilige Valentijn en 14 februari.

Ik kwam het volgende tegen:
In 496 riep Paus Gelasius 14 februari uit tot de dag van de heilige Valentijn. Er deed een legende de ronde over ene bisschop Valentijn, die regelmatig stellen in de echt verbond. Op een goed moment kwam een jong paar bij hem met het verzoek hen te trouwen. De man was een ‘heidense’ soldaat, de vrouw een christen. Volgens de wet was het hen niet toegestaan te trouwen. Maar Valentijn vond de liefde zwaarder wegen dan de wetten van de keizer, en huwde het stel. Al gauw kwamen meer paren met hetzelfde verzoek. Uiteindelijk werd hij aangegeven en gearresteerd. Toen hij voor de keizer moest verschijnen, probeerde hij die te bekeren. Claudius voelde zich beledigd en liet Valentijn martelen en onthoofden. Dat gebeurde op 14 februari maar welk jaar het was, is onduidelijk. Voordat het vonnis werd uitgevoerd, zag Valentijn nog kans het dochtertje van de gevangenisbewaarder een briefje toe te stoppen: ‘Van je Valentijn’, stond erop.

Niet zo heel romantisch, 14 februari als de dag waarop Valentijn gemarteld en onthoofd werd (toegegeven: dat briefje voor de dochter dan weer wel). Maar wel heel mooi dat deze bisschop Valentijn de liefde zwaarder liet wegen dan de wetten en daarvoor bleef staan, ook als dat betekende dat de dood erop volgde.

Heel in de verte herken ik daar wel iets van: op een goed moment in mijn leven was het een besluit dat ik de liefde erkende als een belangrijke levensbehoefte en niet als een prettige bijkomstigheid. Ik wilde er vol voor gaan. Vanaf toen was het duidelijk dat als het niet goed ging in mijn relatie, het niet goed ging met mij. Dan wist ik dat er werk aan de winkel was: niet denken dat het wel vanzelf overgaat maar bespreken, eerlijk zijn over mijn verlangens, niet zwichten, blijven zoeken, benieuwd ook naar zijn motieven, onthechten en onbevooroordeeld kijken en echte aandacht geven, dat soort zaken. Ik heb het bovenaan mijn lijst van ‘heel belangrijk’ gezet, wat betekende dat ik het standvastig moest ‘uithakken’ in mijn dagelijkse drukke leven, waar zoveel dingen altijd weer strijden om aandacht. Een onverschrokken keuze.

Aan het slot van mijn boek ‘Een schat aan liefde’ schrijf ik: ‘De schatkamer van je relatie is goed gevuld. De kunst is nu om die schatten te koesteren en aan te blijven spreken. En je niet te laten leiden door de waan van de dag, door de onbenullige dagelijkse gewoontes of dwingende activiteiten die strijden om voorrang. Wat kan nou belangrijker zijn dan de liefde? Ik kan niks bedenken.’ 

Laten we proosten op de liefde, de onverschrokken liefde!

Marthe van der Noordaa

Relatiecoaching