Het eerste geloof

longchen-rabjam-e9be99e992a6e5b7b4e5b08ae88085-40-jpg

Zolang als ik me kan herinneren ben ik gelovig. En dat heeft me altijd verbaasd, want waar had ik dat vandaan? Ik ben atheïstisch opgevoed en ik zat niet op een katholieke, protestante of antroposofische school of iets dergelijks. Ook had ik geen vriendinnen die daar mee bezig waren, of het moet dat ene vriendinnetje zijn geweest dat een netje knikkers kreeg als ze op zondag met haar moeder meeging naar de kerk. Ik wilde wel, ook zonder de beloofde knikkers, en dus ging zij ook.

Ik herinner me nog goed, de eerste keer dat ik in de kerk zat, hoe prachtig ik het vond. Het gebouw alleen al, en dan eenmaal binnen, de geur en de sfeer; het plechtige, aandachtige en stille, het samen zingen. Voor kinderen was er zondagsschool, op zolder boven een van de zijbeuken van de kerk. Daar werden verhalen verteld die ik erg mooi en ook spannend vond. Ik mocht er niet heen van mijn ouders, maar sinds dat eerste bezoek was er iets onomkeerbaars gebeurd, dus ging ik stiekem. Ik glipte de kerk binnen, pakte net als iedereen het zwart gekafte liedboek, nestelde me onopvallend achterin, en zong mijn eigen lied (ik had geen idee wat er stond). Ik zag de engelen aan het plafond, Maria in de nis, het lichtspel door de glas in loodramen en vertoefde soms zo in mijn eigen wereld dat ik vergat naar de zolder te gaan.

Maar het was al voor de zondagsschool dat ik vanzelfsprekend tot iets/iemand sprak als ik verdrietig was, bang of eenzaam. Thuis deed ik dat met mijn hoofd onder mijn kussen, onderweg lopend naar school prevelde ik voor me uit. Het was er gewoon, als vanzelf en ik sprak er met niemand over. Maar wanneer is het begonnen? Dat fascineerde me al een tijdje en toen las ik onlangs dit citaat in ‘Nora’ van Colm Tóibín (pag.370):

Om te kunnen geloven, moet je geloven. Als je eenmaal geloof hebt, kun je meer gaan geloven, maar je kunt niet geloven voordat je begint met geloven. Dat eerste geloof is een mysterie. Het is een soort geschenk. En dan is de rest logisch, of kan het zijn. Maar het kan niet bewezen worden, zei ze. Je kunt het alleen voelen. Ja, zei hij, maar het gaat niet om bewijs. Het is niet als twee plus twee, maar meer of je licht toevoegt aan water. Je moet eerst iets hebben.

Je kunt niet geloven voordat je begint met geloven. Er ging een golf van herkenning door me heen. Er is geen beginpunt, omdat het er altijd al is geweest, als een vaste waarde. Een geschenk. Alsof je licht toevoegt aan water, een helder beeld en tegelijk niet te begrijpen. En dat is misschien wel wat me er het meest in aantrekt: dat ik het niet begrijp. Ik hou van dingen (en mensen) die ik niet begrijp.

Dat er zoveel meer is dan ik kan vatten en bevroeden, stelt me gerust. Wat me binnenvalt, me ontreddert, me koestert in het holst van de nacht en wat me meetrekt naar plekken waar ik logischerwijs niet heen zou gaan, dat maakt me gelukkig. Het deel van mijn man waar ik geen vat op krijg, de invallen bij het schrijven waar ik altijd weer op hoop maar die ik niet kan bedenken, de ontmoeting met een onbekende die iets zegt wat me verrast, de teksten van de Dzogchenmeesters Padmasambhava en Longchenpa die me diep raken zonder dat ik ze echt begrijp. Het idee dat er nog zoveel meer is in het heelal dat oneindig en ongekend is.
En daarom snap ik niet dat geloof zo vaak versmald wordt tot één instituut of persoon of boek. Dat het wordt vastgepint op een kerk, een tempel of een moskee, waar slechts een belijdenis kan zijn? Dan gaat wat mij betreft het geschenk verloren. Het eerste geloof is van voor die verschijningsvormen, het is een mysterie. En dan is de rest logisch.

 

Thuiskomen in de stilte

Een van de fijnste momenten van de dag vind ik de vroege ochtend, als iedereen om me heen nog slaapt. Dan lig ik een beetje te luisteren naar de hanen die in de verte kraaien, de paar vogels onder het raam, het regelmatige ademen van mijn man. En daar wentel ik me in..in die rust. Het is de stilte voor de storm. Voordat alles wakker wordt en losbarst in huis; douchen, aankleden, ontbijten, trommels vullen, gymbroek kwijt, opschieten, de dag en de tijd neemt het van ons over.

Ik hou van de stilte voor de storm, maar ook na de storm en tijdens. Ik hou sowieso van stilte. In de stilte ervaar ik wat ik echt van belang vind en kan ik momenten van totaal geluk ervaren. Ik sprak erover op de eerste bijeenkomst van mijn studietraject rond de boeddhistische Dzogchenleer, dat net voor de 7e keer weer van start is gegaan. Over de zin van meditatie en de zin van stilte. Ik las dit verhaaltje voor:

Er was een eenzame monnik die op een dag bezoek kreeg van enkele mensen. Nieuwsgierig vroegen ze hem wat voor nut het leven in stilte en meditatie had. De monnik, die net een emmer water haalde uit een diepe bron, stopte zijn werkzaamheden en zei: ‘Kijk eens in de bron. Wat zien jullie?’ 
De mensen tuurden naar het water en zeiden: ‘We zien helemaal niets.’ Enige tijd later herhaalde de monnik zijn vraag. ‘Kijk weer in de bron. Wat zien jullie nu?’ De mensen zeiden opgetogen: ‘We kunnen in de weerspiegeling onszelf zien!’ ‘Dat is de kracht van de stilte,’ legde de monnik uit. ‘Ik was water aan het putten en daarom was het water onrustig. Nu is het rustig en kunnen jullie jezelf zien. De stilte van meditatie zorgt ervoor dat je jezelf kunt zien. Maar blijf nog even hier wachten. ‘Enige tijd later zei de monnik: ‘Kijk nu nog een keertje in de bron. Wat zien jullie nu?’ 
De bezoekers zeiden: ‘Nu zien we de stenen op de bodem van de bron!’ ‘Juist,’ beaamde de monnik, ‘als je maar lang genoeg wacht en opgaat in stilte en meditatie, kun je de grond van alles aanschouwen.’
[Verhaal uit: De kleren van de yogi]

Dit verhaaltje illustreert dat je in de stilte niet alleen tot rust kunt komen, maar ook jezelf kunt zien en de grond van alles kunt aanschouwen. Zo rijk is de stilte.
En zo jammer dat er vaak zoveel geluid, ruis en ingevulde ruimte is in ons en om ons heen. Vanzelf gaat het niet. Je moet de stilte echt liefhebben en besluiten steeds weer op te zoeken, als een dierbare vriend die ver weg woont. Maar als je dat eenmaal doet, dan merk je meteen hoe fijn het is. Het is als thuiskomen en het werkt zuiverend: je kunt je gedachtes en emoties laten oplossen in de stilte. ‘Je geeft het zelf de gelegenheid te rusten en zichzelf te herstellen en te vernieuwen.’ Dat is waarom je je vaak zo verkwikt kunt voelen na een moment van meditatie of stille mijmering.

De deelnemers van het traject zoeken vanaf vandaag iedere dag 10 min. de stilte op, om te herstellen en zichzelf te vernieuwen. Hoe ze dat doen, mogen ze zelf weten, er is alleen één vaste regel: sla geen dag over. Want dan bouw je ‘meditatiespieren’ op en wil je na verloop van tijd vanzelf meer, en ga je het missen als je een dag zonder zit.
Doe je mee?
Je kunt een aantal dagelijkse meditaties vinden op de pagina Meditatie.

Succes, op de stilte!

Wijze beslissingen

Onlangs bezocht ik een openbare les van lama Dzogchen Rinpoche in Zutphen, met als titel: ‘Echt geluk vraagt om wijze beslissingen.’
Het was in de aula van een school en de zaal zat helemaal vol. Ik had me er heel erg op verheugd, de titel was veelbelovend, maar oh wat kwam het langzaam op gang. Eerst een hele lange intro van een lieve vrouw (dat wel) over allerlei zaken rondom de lama en zijn werk. En toen Dzogchen Rinpoche dan eindelijk binnenkwam, had ook hij een lange intro over de voorouders en traditie, met veel namen. Ik zat slecht, had geen zicht en er was een vertaalster die het ritme uit de lezing haalde. Het was lastig inkomen.

En toen de bevrijdende zin: ‘Een absolute wijze beslissing is het laten rusten van de geest.’ Ik was alles behalve rustig; mijn oordelen en gedachtes raasden als een wilde aap door me heen. Hoe westers zat ik me te ergeren aan triviale dingen?
‘Zit als de Mount Everest, waarop de wisseling van de seizoenen geen enkele invloed heeft’
, ging hij verder. Beter maar meteen toepassen.
‘Vestig je blik op één punt en adem door je mond. Zorg dat je ademhaling lang en diep is. Een diepe ademhaling leidt tot een lang leven.’

Eindelijk voelde ik mijn eigen lichaam en kwam ik tot rust.

‘Een andere absolute wijze beslissing
(er vanuit gaande dat je de relatieve wijze beslissingen als het beoefenen van liefdevolle vriendelijkheid en mededogen dan al hebt toegepast) is: het laten rusten van de energie. De inademing is het leven, de uitademing de dood. Daartussen zit een opening: daar rust de energie (en komt de aap tot rust!). Deze opening tussen dood en geboorte is onvergankelijk.’

Ik heb het altijd als een leegte ervaren, de stilte tussen de uit-en inademing. Maar een momentum waar de energie kan rusten, is veel mooier. Het is een opening die steeds iets opgerekt kan worden, met de belofte van een oneindig landschap. Weldadig.
‘Zit als de Mount Everest en laat de energie een paar minuten rusten. Doe dit dagelijks, zoals je ook je tanden iedere dag poetst en niet alleen met kerst, want dan is er geen redden meer aan.’
Een gulle lach.

Tot slot: ‘Wat zijn jullie westerlingen toch vaak gestrest! Als je stress ervaart: laat het rusten. Je ziet het, je luistert en je neemt het niet op maar laat het gaan.’
Zo simpel, en zo weer vergeten in de toepassing. Grote hulp, bijvoorbeeld bij vakantiestress?