Samen somberen

We zitten alweer in de staart van dit jaar en dan breekt de tijd aan van lijstjes, rijtjes, top 10, top 100, top 2000 et cetera.
Ik kwam een boeiend rijtje tegen, het komt uit het Psychologie Magazine. De precieze datum van het artikel weet ik niet. Ik heb een map met allerlei artikelen en hier viel mijn oog op. Naast de map ligt een stapel losse blaadjes met aantekeningen. Die viel me ook op, ‘die moet ik eens ordenen, dacht ik’. Ik heb veel losse blaadjes: kleine blaadjes, grote met lijnen, of afgescheurde blaadjes uit schriften. Zomaar met ideeën, flarden, rijtjes, verwijzingen, citaten, zinnen die ik hoor op straat, gedichten en ga zo maar door. Een archief van krabbels met pen, die ergens liggen op plekken in mijn werkkamer, daar kan geen computer tegenop. De kerstvakantie is een mooie tijd om het te ordenen, maar ik aarzel, vaak is het zo dat als ik iets ga ordenen, ik het niet meer terug kan vinden. 

Maar goed dit rijtje dus, deze getallen, raken me opnieuw in deze donkere tijd. Het Psychologie Magazine heeft onderzoek gedaan bij duizend mensen van boven de 18 over verschillende perioden uit hun leven en daaruit kwamen de volgende gegevens:
– bijna twee derde van de Nederlanders heeft ooit wel eens last gehad van angst- en spanningsklachten
– meer dan de helft heeft last gehad van somberheid
– bijna een derde heeft zich wel eens afgevraagd of hun leven nog wel zin heeft
– en ongeveer 1 op de 10 mensen heeft wel eens ervaringen gehad als stemmen horen, of zich heel erg vervreemd voelen van de werkelijkheid. 
Wat een aantallen, als je ze zo op een rij ziet.

‘Het sluit aan bij het NEMESIS-onderzoek van het Trimbos-instituut’, zo vervolgt het artikel, ‘waaruit blijkt dat 43 procent van de Nederlanders in zijn leven weleens voldoet aan de criteria voor een psychische stoornis. En daar zijn eetstoornissen, burn-out, autisme en persoonlijkheidsstoornissen niet in opgenomen.’ ‘Zijn we dan allemaal een beetje gek?’ Leuke vraag.
Jim van Os, hoogleraar psychiatrie aan het UMC Utrecht Hersencentrum zegt: ‘Als de helft van de mensen een stoornis heeft gehad, kun je je afvragen of je het wel een stoornis moet noemen. Blijkbaar vallen al deze klachten onder normale menselijke variatie. (-) We hebben allemaal weleens ‘iets’. Maar in plaats van ons op dit vlak verbonden te voelen met elkaar, voelen veel Nederlanders zich anders dan ‘de rest’. De helft van de mensen met dit soort gevoelens, zo blijkt uit het onderzoek, vertelt dit namelijk aan niemand.’

Moeten we het wel een stoornis noemen? Dat vind ik een mooie omkering. Wie is er nou gestoord? Wij allen, zo blijkt. Als je niets hebt, is het eerder uitzonderlijk. 
Laten we stoppen met veroordelen en bestempelen. Als iets het label stoornis of depressie krijgt, kan het zwaarder gaan wegen. Nog steeds kan iemand somber zijn. Maar labels zetten zich vast, ook in het hoofd van degene die de diagnose krijgt. (met de kanttekening dat ik het hier niet heb over mensen die lijden aan een doorlopende depressie, dat is een ander verhaal).

Mijn praktijk zit flink vol, al maanden. Het valt me op dat steeds meer jonge mensen (begin dertig) aankloppen. ‘Waarom sta ik somber op?’ ‘Zit ik wel op de goede plek?’ ‘Haal ik wel alles uit het leven?’ ‘Is dit wel de juiste relatie, de juiste baan voor mij?’ ‘Ik heb doorlopend een gevoel van tekortschieten.’ En meer van deze vragen. En dan kom ik met de opbeurende boodschap: ‘somberheid en tegenslag zijn onderdeel van het leven, onderdeel van de dag. Het hoort erbij. Let maar op: iedere dag zit er wel iets tegen.’ De vraag is dan ook niet: hoe zorg ik dat dat ophoudt? Maar: hoe ga ik ermee om? Het steeds verkassen op zoek naar de juiste baan, die juiste partner, de juiste bestemming, biedt misschien tijdelijke verlichting, maar geen oplossing. Het leven is ingewikkeld. 
Hoe ben ik en wie ben ik te midden van de tegenslag, de pijn en de onmacht? 
Daar gaat het om.
En dan gaan we aan de slag; alles wat dwarszit, niet goed voelt, pijn doet, mag er zijn. Het wordt niet meer veroordeeld maar ervaren. Er valt een last weg: de last van moeten fixen, van steeds op zoek zijn naar oplossingen, van gelukkig moeten zijn. En dan gebeurt het wonderlijke, in het aankijken van de pijn en de tegenslag, ontstaat ook lichtheid en levenslust. Ze bestaan naast elkaar.

We zijn tot veel in staat, de dingen kunnen tegelijkertijd bestaan. Je kunt erkennen dat je je niet goed voelt, en tegelijkertijd prima werk leveren, om maar wat te noemen. Als je jezelf maar niet veroordeelt, of denkt ‘ik ben gek’ ‘ik mag dit niet voelen’ ‘ik wijk af, iedereen lijkt het leuk te hebben’. ‘In plaats van ons op dit vlak verbonden te voelen met elkaar, voelen veel Nederlanders zich anders dan ‘de rest.’ Erover spreken is belangrijk, want dan kan je erachter komen dat je niet alleen bent. Dat veel meer mensen worstelen, tobben, het niet weten. De helft van de Nederlanders heeft wel eens depressieve gevoelens. Stel je maar voor, dat is de helft van de mensen die je tegenkomt op straat, bij de voetbalclub, op je werk, in je vriendengroep, of bij je familie. 
Het mooie is dat als mensen open zijn over hun eigen zorgen of angst, andere mensen vaak ook gaan delen wat ze lastig vinden in hun leven. Zorgen delen helpt, er kan opluchting komen, herkenning, het kan erdoor afnemen en vooral: het verbindt! Samen somberen is toch anders.

Laten we 
openlijk somberen
opdat we oog voor elkaar
met open blik, een open hart
en soms een arm om die schouder, 
een woord, troost, of gebaar
gek is normaal is gek
niets is minder waar
mijn wens aan jou voor het nieuwe jaar.

Marthe van der Noordaa

Groter dan de ploeterende mens

We hebben deze zomer gewandeld in de Zwitserse Alpen. Voor het eerst, sinds 28 jaar, zonder kinderen. Samen op pad, lopen in de bergen en maar zien waarheen en hoe lang. Geen rekening hoeven houden, geen protestgeluiden in mijn rug, toch maar niet die steile route etc … We konden voluit gaan. Het was heel fijn en magisch. De uitzichten, het opgenomen worden door de omgeving, de schoonheid van de nietigheid, de fysieke inspanning en mijn conditie, ook redelijk magisch dat die zo goed was? Ik ging erg moe op reis en was binnen twee dagen fris en fit als een hoentje.
Op een dag zagen we in de verte een gletsjer. Niet lang geleden was mijn man hier ook en in een korte tijd was de gletsjer zoveel meer gesmolten, zei hij, dat was schrikken.

Overdag geniet ik intens – het wandelen neemt me helemaal over – maar ’s nachts begint het wakker liggen. Ik weet inmiddels dat het geen zin heeft stil te blijven liggen. Dus ik sluip uit bed en ga in het donker bij het open raam zitten. Vanuit ons bergpension op hoogte is het uitzicht prachtig, ook ‘s nachts: de nachtelijke hemel staat vol heldere sterren die heel dichtbij lijken. Er bekruipt me een gevoel van ongemak en verdriet. Ik zou zo graag willen dat het anders was, maar ik ben en blijf steeds ongerust over de klimaatcrisis en hoe het eraan toegaat in de wereld.

Onlangs nog las ik in een artikel van het Europees milieu Agentschap over de Alpen dat door de temperatuurstijging van 2°C een groot aantal middelgrote gletsjers de eerste helft van deze eeuw zullen verdwijnen. De klimaatverandering in de Alpen beïnvloedt de staat van de permafrost, die het gesteente bij elkaar houdt, en het volume en de kwaliteit van de sneeuw. Er zal ’s winters meer regen vallen, waardoor er minder dagen sneeuw zal liggen. Dit heeft invloed op de manier waarop de bergen ’s winters water verzamelen en opslaan en het tijdens de warmere zomer weer verdelen. De Alpen worden ook wel de ‘watertorens van Europa’ genoemd. 40% van het zoete water in Europa komt er vandaan, het voorziet miljoenen Europeanen in lagergelegen gebieden van water! Wat kunnen we verwachten? Meer droogte in de zomer, overstromingen en aardverschuivingen in de winter en grotere veranderingen in de watervoorziening, het hele jaar door. 

Het is een delicate balans. Alles hangt met elkaar samen. Wij zijn verbonden en afhankelijk van de kwaliteit van de gletsjers in Zwitserland, om maar een voorbeeld te noemen. We zullen het met elkaar moeten oplossen.
Als ieder land, iedere provincie, iedere regering, ieder individu alleen over zichzelf nadenkt en bezig is met eigenbelang binnen dit grote vraagstuk, gebeurt er niks. De impasse houdt aan, terwijl de noodklok al luidt sinds de jaren ’80, toen er werd gesproken over zure regen. Hoe groot moet de ramp worden? Dit gaat door me heen, terwijl ik naar de sterrenhemel kijk. Ik blijf een tijd zo zitten, wat een stille schoonheid. Naast de zorg voel ik ook iets van troost. Wat ik zie is zoveel groter dan de ploeterende mens. 

Een paar dagen later dalen we af en reizen we door naar het Comomeer in Noord-Italië. Weer van een heel ander soort schoonheid. Veel historie, mooie kastelen en grote landhuizen. Het Comomeer is van oudsher een toevluchtsoord van adellijke families, kunstenaars en wereldleiders. We willen graag blijven wandelen en zoeken paden rond het meer. Maar jee, wat is het warm en drukkend! Veel te heet, wat ons betreft. Wij staan heel vroeg op en gaan op pad. In de middag vertoeven we in de schaduw, lezen en zwemmen in het meer. 
Het wakker liggen wordt niet minder. De ventilator aan het plafond staat aan. Ik voel het briesje op mijn huid. Soms sluip ik naar het balkon. Ook hier een schitterend uitzicht, we slapen aan het meer. Veel minder sterren, wel een prachtige maan. Op een nacht is er onweer, de bliksemschichten flitsen over het meer, indrukwekkend. En dan de stortvloed van regen die de droogte voor even verjaagt. Ik zit onder een dak van wijnranken, die me net genoeg drooghoudt en mijmer voor me uit. Vroeger waren de krachten en de signalen van de natuur leidend voor de mens. Zo logisch. Hoe komt het toch dat wij mensen ons het centrum van het universum wanen? Kennis, industrialisatie, wetenschap. Het heeft ons ver gebracht, maar ook zo vervreemd van de aarde en de natuur. Die liefdesband is verbroken, terwijl we er dagelijks van afhankelijk zijn.

We reizen rustig terug via Baden-Baden. Bij thuiskomst laaf ik me aan al wat thuis te bieden heeft: mijn fijne bed, mijn lieve gezin, de boeken die overal door het huis op tafeltjes op mij liggen te wachten en de zee, de heerlijk frisse Noordzee, zo vlakbij. En niet te vergeten: Zomergasten! Een voor mij vast onderdeel van de zomervakantie. Ik zie econoom Sandra Phlippen, filosoof en dichter Lieke Marsman, en muzikant en presentator Raven van Dorst. Hele boeiende gesprekken. Wat me opvalt is dat deze zeer verschillende vrouwen gemeen hebben dat ze ook een grote zorg hebben over hoe het ons vergaat in dit tijdsgewricht.

Phlippen spreekt over de economische krimp door de klimaatschade: ‘Als we zo doorgaan, en we stevenen af op 3% opwarming van de aarde, krijgt de wereld te maken met onleefbare situaties en is er straks überhaupt geen economie meer over.’ 
Marsman komt met een voor mij nieuw woord: ‘vertraagtaal’. ‘Politici bedienen zich van ‘vertraagtaal’, waarin ze weer een bijeenkomst opperen om te kijken of het inderdaad zo is dat de aarde opwarmt? En dan het zoveelste rapport gaan bekijken en bespreken. Uitstelgedrag, terwijl iedereen allang weet hoe urgent het is.’
Van Dorst heeft het over de natuur in Nederland, met alle polders: zoveel bedwongen en gecultiveerd. Van Dorst benadrukt het belang om de natuur (ook van de mens; niet vrouw, niet man, niet labelen) z’n eigen gang te laten gaan. ‘De natuur laat zich niet dwingen.’ 
Marsman wendt zich in het aangezicht van haar naderende dood tot de bijbel, ze vindt daar de woorden en de troost die ze elders niet vindt. Ik ben zelf niet zo thuis in de bijbel maar de beelden die ik overdag zie en de angsten die me s’ nachts bekruipen, hebben er wel wat mee van doen, besef ik door haar. Delen van landen die in brand staan, vulkaan erupties en overstromingen. Mensen in tenten of op de vlucht. Werelddelen die verdrogen of onderlopen. De link naar de zondvloed is snel gemaakt, een overstroming die de hele wereldbevolking meesleurt en vernietigt. En nu maar hopen dat er ergens een Noach rondloopt? De man die het monster aankijkt en bijtijds een Ark bouwt. 

Ik ben wel thuis in de boeddhistische leer. De teksten van Dozgchenmeester Longchenpa bieden me hulp en troost in deze tijd. 

Laat wat je ook doet en wat ook verschijnt
gewoon zijn in zijn natuurlijke staat,
zonder overwegingen vooraf.
Dat is ware vrijheid.
(-)
Dus verblijf hier, jullie gelukkigen,
Laat los en wees gelukkig in de natuurlijke staat.
Laat je gecompliceerde leven en dagelijkse verwarring op zichzelf staan
en kijk, vanuit rust terwijl je niks doet, naar de natuur van de geest.
Een Zucht van verlichting. pag.112

Bemoeienis gaat ten koste van de ware aard, de natuur. Wij mensen wanen ons het centrum van het universum maar dat zijn we niet. ‘Ik heb geleerd van de natuur’, zegt Raven over haar tijd op Boerderij van Dorst.
Laat de natuur leidend zijn, dan is er vanzelf ritme, balans, herstel. Er is een oerkracht in de natuur die zich niet laat temmen en uiteindelijk niet laat vernietigen, daar ben ik van overtuigd. Net als onze onverstoorbare ware aard die onder alles aanwezig is. De natuurlijke staat die beseft dat er geen afzonderlijk zelf is: dat de dingen en mensen bestaan in onderlinge afhankelijkheid. 


Marthe van der Noordaa

Geen wonder dat we zoveel kaarsjes branden

De dagen zijn donker. Als je ’s ochtends opstaat is er nog geen streepje licht en om half vijf begint het al te schemeren. De dagen zijn korter, maar het werk gaat volop door. Ziektekiemen waren rond, bewegen gaat niet echt van harte. Alleen al het omkleden om te gaan sporten roept bij mij weerstand op, net als die rauwe salade die in de zomer nog zo lekker smaakte. Liever met een wijntje, chips en romige kaasjes op de bank. Het kost allemaal meer moeite in deze tijd van het jaar; het licht is verder te zoeken. Geen wonder dat we zoveel lichtjes en kaarsjes branden.

Wat kan je doen om toch glimpen van licht te ervaren?
Ikzelf richt me erop om toch naar buiten te gaan en te bewegen, een aangepast winterprogramma, dat wel. Om wel dat wijntje te nemen, maar niet die chips. Om een paar fijne boeken op tafel te leggen, en die regelmatig open te slaan omdat ze me herinneren aan het licht. Om goede films te kijken, maar zeker ook mooie muziek te luisteren. Vooral ’s ochtends bij het opstaan helpt mooie muziek me de dag in.
Om geen grote beslissingen te nemen in deze tijd, als er iets nieuws op me afkomt, geen ja en geen nee te zeggen, maar ‘ik kom erop terug in het nieuwe jaar.’ Om bewuster lief te hebben: om bij irritatie en onbegrip even een paar keer diep te ademen in plaats van me af te wenden of kribbig te worden, omdat ik weet dat iedereen in een donkere tijd zit.

Om te genieten van het inkeren, het inhuizig zijn en het teruggeworpen zijn op mezelf. Om het donkere in mezelf te ervaren en mijn (fysieke) beperkingen niet weg te wensen, maar er met mijn aandacht bij te blijven. En dan vindt er een omkering plaats: op het moment dat ik de zwaarte en beperking in mezelf toelaat, heb ik minder last van de donkerte buiten me. Er komt ruimte in me, waardoor ik de donkerte buiten me beter kan hebben. Dat ervaar ik als lichtende momenten. Het kaarsje dat ik in mezelf kan doen branden.

Ik wens je een hele fijne wintertijd en alle goeds voor het nieuwe jaar

Voor de liefhebbers een paar ‘donkere dagenboeken-muziek-wijntips’
Het boek van de schoonheid en de troost– Wim Kayzer
Alsof het voorbij is – Julian Barnes
Een Zucht van verlichting – M. van der Noordaa
 (beetje raar is mijn eigen boek, maar helpt echt in donkere tijden)
Niets weerstaat de nacht – Delphine de Vigan

Goede rode wijn: Révélation, Cabernet-Merlot
Lekkere witte wijn: Le Jade, Pays D’oc, Chardonnay

Cello concerten van Luigi Boccherini
OBOE greatest works, verzamel hobomuziek van Bach, Mozart, Haydn
Down the way – Angus & Julia Stone
All the little lights – Passenger

 

Verdriet duurt een nacht

Het is eerder donker, de dagen worden korter, de nachten langer. De herfst neemt het over. Ik hou van de herfst, met haar prachtige bladerenkleurenspel, de sterke geuren, woeste luchten en het inkeren naar binnen, vuur aan, met een boekje op de bank.
Maar ook breekt met de herfst een zware tijd aan voor me. Mijn allergie speelt het meest op in deze tijd, de Ambrosia bloeit met haar heftige pollen en binnen is de huismijt actief. Daar komt bij dat ik een nekblessure heb, beide kwalen zorgen ervoor dat ik slecht slaap. En dan begint het wakker liggen. Zo anders is de donkere nacht in de herfst.

Ik merk het ook in mijn coachingspraktijk, meer mensen kampen met slaapproblemen in deze tijd. Ik adviseer dan om te beginnen dat het om acceptatie gaat. Bij zoiets ongemakkelijks als wakker liggen, willen we in eerste instantie dat het ophoudt, wat maakt dat we vervolgens opgefokt kunnen raken over het feit dat we wakker liggen. We denken dan: ik moet slapen, wat kan ik doen om in slaap te vallen? En juist dat denken houdt wakker.

Acceptatie leidt tot ontspanning. Ontspan in het wakker liggen. Gewoon liggen. Dan is de kans groot dat er iets oprijst: een probleem, een vraag, pijn, een zorg. Kijk ernaar, niet wegkijken, dat is de kortste route (geloof me, ik deal hier nachtelijks mee). Al ligt er wel een volgende afslag op de loer: dat wat je ziet wordt opgeblazen, het wordt alras problematischer, zorgelijker, pijnlijker. In de smalle koker van de nacht wordt waar je mee zit al snel buitenproportioneel groot, omdat er geen relativerende contekst is. Er komt letterlijk geen licht bij.

Ook dan helpt ontspanning. Adem bewust, breng rust, zodat het nachtelijke fantoom niet onnodig groter wordt. Wat blijft is wat er is. Wat niet betekent dat dat makkelijk is. Niet zelden lig ik dan even stilletjes te huilen. ‘Houdt het dan nooit op?’ gonst door me heen. ‘Zal het altijd zo zijn in de nachten van september en oktober?’ Maar ik weet dat daar geen antwoord op is, want het is geen echte vraag, het is een smeekbede dat het ophoudt.

De laatste tijd denk ik vaak in de nacht even aan andere mensen die wakker liggen. Voor jullie deze troostende woorden van Imme Dros:
‘Verdriet duurt een nacht, maar vreugde komt in de morgen.’

Tot in de morgen.

Wonderwinterlandschap

In de aanloop naar kerst moet ik altijd denken aan mijn oma en opa in Den Haag. Mijn opa kon mooi tekenen en schilderen en had voor de kersttijd een speciaal tableau gemaakt: een schildering met een winterlandschap, die de hele wand met ramen bedekte van hun flat. Ieder jaar werd die tevoorschijn gehaald uit de berging en opgehangen door mijn opa.
Mijn opa was een grote stille man, die soms ineens spraakzaam werd over zijn tijd in het Jappenkamp, waar hij ternauwernood ontsnapte aan een executie. Aan het schokken van zijn lijf en grote handen kon je opmaken dat hij daar meer gruwelijks had meegemaakt. Maar mijn oma suste hem dan en zei: ‘Sssh niet op kerstavond, James.’

Diezelfde grote handen hadden dus dat prachtige verfijnde sneeuwlandschap geschilderd, met witte bergen, een dorp en een stoet mensen dat bij het schemeren uitliep naar een kerkje in de verte. Er was zoveel te zien, dat ik alle gangen van het urendurende kerstdiner vertoefde in dat wonderwinterlandschap.
Tussen alle mensen zag ik een grote man met een klein meisje aan de hand, en dat was ik samen met mijn opa op weg naar de kerk. Ik werd atheïstisch opgevoed en mocht niet naar zondagsschool, dus de kerk had een grote aantrekkingskracht op me. Een magische plek, met prachtige miniatuur glas-in-loodraampjes, warm licht en een stralende ster erboven. In mijn hoofd bedacht ik ieder jaar weer een ander verhaal, wat er gebeurde onderweg en vooral in de kerk; meestal was ik het meisje, en soms de engel die kon zingen en arme mensen redden.

Het is misschien daarom wel dat ik zo hou van het verhaal ‘Het verlangen om mens te worden’, over een trol die mens wilde worden. Het is een trol die met zijn glibberige trollenvrienden diep in de koude bossen woont, maar zich sterk aangetrokken voelt tot de mensenwereld. Vooral de klokken van de kerk die hij heel in de verte hoort klinken, trekken hem enorm aan. En dan begint zijn barre tocht uit het bos naar een ander winterlandschap en legt hij bijna het loodje omdat hij niet meer bij de trollen hoort, maar ook niet bij de mensen. Gelukkig is er een mensenmeisje, dat niet bang voor hem is en op kerstavond tegen de ramen van de kerk blaast met haar adem, zodat de trol kan zien waar hij heen moet.
Een mooi oud Zweeds sprookje uit 1932 van Jeanna Oterdahl, dat ik ooit bewerkt heb tot kerstspel voor kinderen om op te voeren op school en in het buurthuis.

Als je het leuk vindt om dit kerstspel te lezen of te spelen met je kinderen: dit is de link naar het trollenverhaal-kerst.

Het wonderwinterlandschap van mijn opa heb ik na zijn dood helaas niet meer kunnen vinden, maar in mijn fantasie kan ik het zo weer oproepen en draag ik het nog altijd bij me. Dankbaar voor de rijke wereld die hij speciaal voor zijn kleinkinderen had geschapen met zijn potloden en kwast.
Hele fijne kerstdagen.

Tobben in de nacht

Het nieuwe seizoen is begonnen: de kinderen weer in het schoolritme, openingsdag van het Itip, mijn praktijk weer open, de mailbox vol en het begin van de slechtste tijd met mijn allergie. De grasmaanden aug en sept heb ik het meest last. Slechte timing.
Door de benauwdheid word ik een aantal keren per nacht wakker, niets voor mij ik ben zo’n slaapkop, ik ben dol op slapen. Maar in deze tijd begint rond 03.00 uur het wakker liggen, gevolgd door het tobben in de nacht.

Ik merk het ook in mijn praktijk, dat veel mensen met slaapproblemen kampen in deze periode. Los van de meest voor de hand liggende oorzaken als spanning en stress dat alles weer begint en de druk van het moeten, rijst de vraag die me fascineert: Hoe komt het toch dat alles erger, zorgelijker en angstiger wordt in de nacht?
Je ligt stil, er is geen afleiding, je komt uit bij jezelf en er is geen ontkomen meer aan..zou je kunnen zeggen. Maar van die ervaring word ik persoonlijk niet zo tobberig. Wat dan? Ik had het er met mijn man (Bas Klinkhamer) over, die lezingen geeft over de noodzaak van de nacht en net een Dromendvd heeft gemaakt.

Hij zei: ‘Het is donker en je ziet niets om je heen. Dit activeert het verdedigingssysteem. Omdat je niets ziet, valt er een controlemechanisme weg en zoekt het ego een andere manier om de controle te houden; de controle van je mind gaat in de overdrive. Je kunt het vergelijken met lopen in een donker bos; je hoort geluiden en omdat je niets kunt zien geeft dat een angstig gevoel. Je kunt het niet in de gaten houden, maar je moet het wel in de gaten houden. Dan ga je voorstellingen maken die een controlemechanisme in zich dragen. Kleine geluiden of schaduwen worden dan opgeblazen tot grote wezens.
Zo vergaat het je ook in bed. Maar nu doe je het met je gedachten. Je scoop versmalt en vernauwt je aandacht. Je ervaart dan veel intenser wat er in je is, alsof er een vergrootglas op wordt gelegd.’

En dat is precies wat ik ervaar in de nacht; mijn zorgelijke geneigdheid wordt ineens overbezorgd en voor ik het weet voltrekken zich in de nacht allerlei rampscenario’s voor mijn geestesoog. Wat te doen? Veel dingen helpen: mediteren voor het slapen gaan, ontspanningsoefeningen doen, mijn gedachtes sturen, geleide fantasieën opwekken. Maar wat me de laatste tijd het meest direct heeft geholpen is het prevelen of zingen van deze Hindoeïstische mantra:
Om na maha Shiva
Om na maha Shiva
Om na maha Shivaya
Om na maha Shiva
Shivaya om na maha

De tekst betekent: ‘Ik eer het Zelf (licht) dat in mij huist’. En dat is wat er gebeurt; het wordt tijdens het zingen steeds een beetje lichter in me. Ik blijf het herhalen en dan, na een tijdje, verdrijven de woorden en de klank mijn zorgen.

Voor alle tobbers in de nacht: zo klinkt de mantra.
Slaap lekker!