Een leeg huisje

Het was zo’n dag dat ik zin had om te gaan wandelen naar mijn werkkamer in het bos. Ik nam de tijd. Onderweg viel mijn oog op een boomstronk, die iets verder van de weg af lag. Zo vaak was ik erlangs gefietst en nu al wandelend zag ik het pas goed, het was een soort huisje met een laddertje in een stuk boom.
Ik liep erheen, er lagen een paar kastanjes in, wat snippers en een roze kraal. Het leek erop dat er net nog een kindje mee had gespeeeld, en dat is wat ik er zo leuk aan vond: er kan van alles met dit open boomhuisje! Erin, eromheen, ervoor; er is alle ruimte voor dingen uit de natuur, poppetjes, kabouters, diertjes, et cetera Het nodigt uit, prikkelt fantasie, het zet aan. Dit lege huisje in een stuk boom.

Zelf heb ik de leegte ook nodig om tot creatie te komen. Dat weet ik, want als ik dingen bedenk in een tijd dat ik heel druk ben en bezet, dan is het best okay, maar tijdelijk en meestal niet echt prikkelend. Het gevaar ligt op de loer dat het dan een herhaling is van eerdere zetten in een ander jasje. Ik heb de leegte nodig om in te keren en bij mezelf te komen, te midden van alle drukte en impulsen, om tot iets eigens te komen, iets wat me verrast.

Ratelketting
De tijd waarin we leven is niet gericht op leegte, op stilstaan, op inkeer.
Alles lijkt continu gevuld. Opgevuld met activiteit, met bezig zijn, met doorgaan, met in contact zijn, met praten en mailen en zichtbaar zijn op ‘socials’. Daarmee vertel ik niets nieuws maar wat me steeds weer verbaasd is hoe dwingend dat is, ook in mijn privéleven. Ik zit even rustig, in stilte, te niksen, of met een prettig boek en dan ineens, alsof de buitenlamp aanklikt, begint de ratel: ‘Oh ik moet nog even iemand terugbellen, een wasje draaien, een paar mails wegwerken, ‘ping’ een appje, toch even meteen reageren want anders vergeet ik het, even een link openen naar een misschien boeiend artikel dat iemand me stuurde, even op Facebook, of Insta of TikTok.’
Het is nooit even.
Het is een nooit eindigende ratelketting, met informatie die tot je komt, en vervolgens toch ergens heen moet: naar een plek in je hoofd, in je lijf, je hart? Het vult je op en voor je het weet beïnvloed het je denken, je gemoed, en een deel van je dag. Het heeft je beroofd van iets heel waardevols: je aandacht en je tijd. En daarmee blijft het urgent.

Er is iets dieps in me wat zo houdt van de stilte en de leegte
en er is iets oppervlakkigs wat me er steeds van wegtrekt
de trekkracht van de prikkel, de actie, van het vulsel.
Het vraagt een leger in mij om die diepere liefde te bewaken,
en ongeschonden naar buiten te laten komen. 
De bewakers van mijn stille tijd.

Afwezigheid van betekenis
Stilte is de afwezigheid van geluid. Leegte is de afwezigheid van vulling.
Jean Paul Sartre beweerde ooit: ‘Leegte is de afwezigheid van betekenis, doel en waarden in de wereld, waarbij het individu vrij zijn eigen betekenis en zingeving kan creëren, maar de wereld op zichzelf betekenisloos en doelloos is.’
In de boeddhistische Hartsoetra staat: ‘Vorm is leegte, leegte is vorm’. Alles is in essentie leeg, alle fysieke vormen, alles wat zich vult met bestaansrecht, is leeg van een blijvende inherente essentie of substantie. Er bestaat geen blijvend zelf of ego. Het komt op en het vergaat, in de doorgaande beweging van de levensstroom.

Op lezingen rond mijn boek ‘Een Zucht van verlichting’ zeg ik hierover:
Onze essentie is leeg, en die leegte wordt steeds opnieuw gevuld met aanwezigheid. Totaal aanwezig raken is vanuit de persoonlijkheid helemaal kleur geven en vorm aannemen, en als die aanwezigheid is uitgewerkt, keer je terug naar de leegte. En dan is er niks, tot er een nieuwe impuls komt, nieuwe inspiratie. Dat is de natuurlijke beweging, van binnen naar buiten, die voortkomt uit onze natuurlijke staat. Dus niet van vorm naar vorm, van actie naar actie, maar steeds weer terug, inkeren, thuiskomen in de leegte en van daaruit vorm aannemen.

Thuiskomen in de leegte
Wat me nu in mijn leven vooral raakt is het thuiskomen in de leegte. Zo ervaar ik het ook echt, zo gewenst en vertrouwd voelt het. En van daaruit zien wat zich aandient. Met in mijn achterhoofd het besef van de link tussen leegte en doelloos zijn. Het doelloos zijn doorbreekt mijn gedrevenheid, de identificatie met mijn grote verantwoordelijkheidsgevoel, het nuttig zijn, het doorgaan op mijn uitgestippelde pad. Dat uitgestippelde pad is een vorm van vastgrijpen, het is een illusie, uiteindelijk loopt het ook weer leeg. Het doelloos zijn brengt me thuis in een andere werkelijkheid. Het maakt me rustig en creatief. 

En zo kom ik tot schrijven, en wie weet ontstaat er dan zachtjes aan een volgend boek. Vooral ben ik steeds weer benieuwd hoe ik dat lege huisje in mijn stuk boom ga invullen. 

Tot later, lieve mensen, voor nu prik ik deze woorden van Vincent van Gogh boven mijn buro: ‘Laten we maar stillekens voortgaan.’

van Gogh
Laten we een taak vinden
die ons dwingt om rustig te zitten 
bezig met werk dat eenvoudiger is
dan taken die nut hebben

in deze tijd waarin wij leven
waarin alles wartaal lijkt uit te slaan
loopt ge het risico terug te keren uit een strijd
u schamend dat ge hebt gestreden

laten we maar stillekens voortgaan
tevreden met het maken van schilderijen
wat niet het geluk is en niet het ware leven
maar een schilder is gelukkig
zoodra hij kan weergeven
wat hij ziet

men is dan ook minder alleen
omdat men denkt: ik zit hier wel
doch terwijl ik zit
spreekt mijn werk
en wie het ziet
zal me niet verdenken
van liefdeloosheid

de kunst is grooter dan onze kunde

het is beter
naar een korenveld te kijken
zelfs in de vorm van een schilderij
het verdriet onder ogen te zien
zonder afkeer te krijgen.

Uit: ‘Wij waren onder de betovering’ van Ramsey Nasr
gebaseerd op brieven die Vincent van Gogh schreef vanaf zijn jeugd tot aan zijn dood

Gemaakt voor tegenslag

Wat als het corona virus voor altijd onder ons blijft, in steeds een ander jasje?
Wat als de klimaatcrisis niet omkeerbaar is, en overstromingen onderdeel worden van de seizoenen?
Wat als depressie verschijnselen blijven toenemen onder jongeren, niet als tijdelijk verschijnsel, maar als symptoom van de tijd waarin we leven?
Wat als nog meer mensen obesitas krijgen? Bovenop de 50% van de Nederlanders, die nu overgewicht hebben. 
Wat als de huizenprijzen blijven stijgen en starters niet meer aan woningen kunnen komen omdat de economie kunstmatig wordt gestimuleerd met lage rentes en aankoopprogramma’s door het ECB?
Wat als …

Ik hoor je denken ‘dit wordt geen gezellige Happy New Year blogtekst.’
En dat klopt, het lukt me simpelweg niet op dit moment. Klik gerust weg.
Of blijf er juist bij, want dat is waar ik het graag over wil hebben.
Erbij blijven.
Ik val met de deur in huis. We zitten in een crisis; corona, klimaat, geloofwaardigheid van de politiek, verruwing en agressie op straat en online…
En de frustratie over hoe met de crisis om wordt gegaan, neemt toe.
Zoals ik ernaar kijk, komt dat omdat er in oplossingen wordt gedacht.
‘Deze crisis moet worden bezworen, we moeten het virus er zo snel mogelijk ‘onder krijgen’.
En dan komen er allerlei maatregelen om dat te fixen. Het werkt, maar tijdelijk.
Achter snelle oplossingen duiken steeds weer nieuwe problemen op.
Kortetermijnvisie met kortetermijnmaatregelen.
Het bezweren van de crisis in plaats van het echt aankijken.
Door laten dringen wat er echt mis is, in plaats van pleisters plakken.
Dat vraagt moed. 

Antoine de Kom (dichter en forensisch psychiater) verwoordde het mooi in een interview dat ik las in dagblad Trouw, vlak voor de kerst. 

De coronacrisis heeft helaas nog niet tot voldoende bezinning geleid. ik zie vooral ad hoc maatregelen, waarmee we achter de ontwikkelingen aan blijven lopen. We zouden deze gedwongen ‘sabbatsrust’ moeten gebruiken om na te denken over een nieuwe weerbaarheidseconomie. Niet wachten tot alles weer ‘normaal’ is maar in actie komen en ons krijgshaftiger gaan opstellen. Het leven en de wereld zijn veranderlijk; je kunt er niet van uitgaan dat je alles voor elkaar hebt en dan rustig achteroverleunen. Er komt steeds een nieuwe tegenslag, daar ben je voor gemaakt, daar moet je op kunnen reageren. We moeten bereid zijn offers te brengen. (-) Ik kijk het gevaar liever in de ogen dan dat ik me ervoor afsluit.

Het gevaar in de ogen kijken. Erbij blijven. Krijgshaftig. Uiteindelijk geeft het meer voldoening, want we voelen allemaal wel dat de dreiging nog lang niet is afgelopen. Het bezweren van die dreiging en het tijdelijk oplossen, kost kracht en veel geld. Zo blijkt nu.

Wat mij aangrijpt is hoe het met onze jongeren gaat. Waarom zijn zoveel van onze jongeren depressief? Toch niet zo gek, als je kijkt naar het hopeloos verouderde onderwijssysteem in Nederland? Waar jongeren veel te vroeg (voor 10 uur staan hun hersens nog niet ‘aan’) en urenlang in klassen zitten, droge lesstof te verstouwen krijgen, die niet aansluit bij hun belevingswereld en waar de norm is: goede cijfers halen. Wie kijkt dat eens echt aan? Wie durft het hele systeem ter discussie te stellen?
En niet zo gek als je beseft dat dit de generatie is die opgroeit in het digitale tijdperk, met een mobiel als verlengstuk van hun hand, met verslavende games en online schijnwerelden. Het is toch niet verwonderlijk dat daardoor hun gevoelsleven verschraalt? Zijn pillen daarvoor de oplossing? Mogen ze voelen wat er werkelijk is? Bieden we ze genoeg begeleiding daarbij? Of gaan we daarop bezuinigen.

Geen snelle oplossing maar het aankijken en het zijn met wat er echt aan de hand is. Ten volle zien nodigt uit tot een echt antwoord; doordacht, voor de lange termijn, diepgaand en vanuit verschillende invalshoeken bekeken. Niet meer van hetzelfde.
Misschien een idee om naast het huidige OMT een OMT.2 op te richten die de politici adviseert? Met mensen uit de culturele sector, met jonge mensen, economen, verpleegsters, agenten, mensen met een andere visie op hetzelfde probleem.
Of aparte Corona dependances bouwen naast de ziekenhuizen en personeel werven dat daarvoor specifiek wordt opgeleid en dubbel betaald wordt door de overheid. 
Vaccineren en boosteren? Prima, maar zolang we niet verder kijken dan ons eigen belang, onze eigen landsgrens, voorbij Europa, heeft het beperkt nut: de varianten blijven komen vanuit verre landen als Afrika en India. Zolang wij niet onze kennis delen, zij geen patent krijgen van ons vaccin, blijven wij kwetsbaar. We zijn een geheel. Wij zijn niet rijk als zij arm zijn, wij blijven niet gezond, als zij ziek zijn. We horen bij elkaar.
Dichter bij huis: gooi het jaarritme om. We weten nu dat de winter de pandemie doet oplaaien, gooi alles dicht in de winter, maak er een lange winterslaapvakantie van en werk door in de zomertijd, zodat alles open kan blijven, ook de scholen en universiteiten. Ingrijpend? Ja, maar de pandemie is ook ingrijpend. En het heen en weer pendelen tussen halve en hele lockdowns is ook aardig ontregelend. Bovendien kunnen we hier vast snel aan wennen, de natuur doet ook aan winterslaap. Om maar een paar dingen te noemen.

In mijn boek ‘Een Zucht van verlichting’ schrijf ik hier over het omgaan met de weerbarstige werkelijkheid, wat ik wel toepasselijk vind voor deze tijd. 
Daar schrijf ik over mijn heftige allergie aanvallen die maar blijven terugkeren, jaar na jaar. En steeds hoop ik door medicijnen, kuren, ander voedsel, beddengoed etc, dat het beter zal gaan. En steeds gebeurt dat niet, het is allemaal tijdelijk, er verandert niet echt iets. Tot ik op een nacht tot inzicht kom, op een krukje in de badkamer.

“Ik lig al uren wakker en kan niet slapen omdat ik last heb van mijn allergie. Op een goed moment krijg ik het zo benauwd dat ik op een krukje in de badkamer ga zitten. Ik piep van benauwdheid en zet de hete kranen in de badkamer open. Dat verlicht enigszins, maar na een tijdje ook niet meer. Dan krijg ik een paniekaanval: wat moet ik doen? Niets helpt. Het wordt niet minder. Ik heb het gevoel dat ik in een uitzichtloze spiraal zit. Het is nu al jaren zo, houdt dit ooit nog op? Dan begin ik te huilen, diep te huilen. Ik vind het zo oneerlijk en ik ben zo moe. En dan komt er een dun besef, dat dit niet ophoudt. Dit is het. Er is geen uitzicht op andere tijden. ‘Laat die hoop los’, echoot het in mijn hoofd. Het is het enige wat ik nog kan doen, de hoop loslaten. Dus dat doe ik. Daardoor ontspan ik. En dan is er, als een ragfijn draadje uit een spinnenweb waar de zon op schijnt, het inzicht hoezeer de gerichtheid op het beter willen worden, me uitput. Ik word niet beter en dat besef maakt me gek genoeg rustig. Ik ontspan. De paniek en de verkramping verdwijnen. De benauwdheid is er nog steeds maar door de ontspanning komt er ruimte om de benauwdheid heen. Het neemt me niet meer compleet in beslag, waardoor ik het er beter kan laten zijn. Ik ga terug naar bed.”

‘Een keerpunt in deze verwikkeling is het moment waarop ik besef dat er geen uitzicht is op andere tijden. Dat lijkt een dieptepunt maar dat is het niet. Het is het lichtpuntje dat nieuw perspectief biedt in deze donker nacht. Het besef dringt door dat het gericht zijn op de toekomst doodloopt, sterker nog: ik lijd eraan steeds weer mijn hoop te koesteren op betere tijden. Meer nog dan aan de allergie zelf, lijd ik aan het gericht zijn op de toekomst. De hoop op betere tijden, kan een mens jarenlang koesteren en met zich mee dragen, niet beseffend dat juist het krampachtig hopen het lijden veroorzaakt. Ondertussen wordt niet ervaren wat er werkelijk aan de hand is. Dat is zonde want in het omarmen van die werkelijkheid zit een opening. Een opening om de impasse te doorbreken en tot een nieuwe houding te komen. Op het moment dat ik tot me door laat dringen dat de allergie mijn werkelijkheid is en niet ophoudt, kan ik ontspannen en raak ik helemaal aanwezig in de benauwdheid. En dan blijkt er meer te zijn dan alleen de benauwdheid. Er komt ruimte omheen. Ruimte waardoor ik ermee kan leven in plaats van dat ik ervan af wil.’

Er is geen uitzicht op andere tijden, dit is de tijd waarin we leven. Hier doen we het mee. Het hoort bij mij, bij jou, bij onze weerbarstige werkelijkheid.

Er komt steeds een nieuwe tegenslag, daar ben je voor gemaakt, daar moet je op kunnen reageren’, zegt de Kom. Dat vind ik troostrijk. En ik ben het met hem eens. Wij mensen zijn sterk, ongelofelijk inventief, en we passen ons razendsnel aan. Wij kunnen dat. 
Tijd voor een wezenlijk antwoord.

Ik proost op ons, de voelers, de zoekers, de aankijkers, de heldhaftigen,
en ik zie je graag in het nieuwe jaar.

Marthe van der Noordaa

Meer mededogen, minder tranen

Dankbaar ben ik dat ik in Nederland woon.
En niet in de Gazastrook, waar je moet vechten voor je eigen stukje grond, je huis;
Niet in Wit-Rusland waar je een afwijkende mening met gevangenschap of de dood bekoopt;
Niet in Servië, waar al vijftig jaar een dictatuur heerst en de economie op instorten staat;
Niet in Afrika, waar door de droogte steeds vaker geen water uit de kraan komt;
Niet in Italië, (hoe aantrekkelijk ook met zijn historische schatten) het wordt geteisterd door corruptie. En zo zijn er nog veel meer landen op te noemen.

Dankbaar ben ik dus dat ik hier veilig woon, een eigen huis kan hebben, dat er een zorgstelsel is, de vuilnis iedere woensdag wordt opgehaald, er dagelijks water uit de kraan komt en ik deze blog kan schrijven en daarop mijn eigen visie en mening kan uiten, zonder bang te zijn om opgepakt te worden. Wat een geluk.
En het geeft me ook een gevoel van verantwoordelijkheid. Om verder te kijken dan mijn eigen hachje. Om zorg te dragen voor wat er nodig is, voor de mensen die lijden, voor de aarde die lijdt, voor de verschrikkingen die mijn huiskamer binnenvallen via het nieuws.

In mijn favoriete serie ‘The new pope’ wordt aan de paus (prachtrol van John Malkovich) gevraagd: ‘Waar huilt u om?’ 
En hij antwoordt: ‘Om de onuitputtelijke imperfectie van de wereld.’
En vervolgens zegt hij: ‘Al het lijden in de wereld zijn uitwassen van de liefde.
Verstoringen van het vermogen om lief te hebben. De vraag is: hoe moeten we liefhebben?’

Dat vind ik een hele mooie en actuele vraag. 
Niet vragen als: hoe lossen we dat op? Hoe herstellen we de economie? Welke sancties zijn nodig tegen welke machthebbers? Etc. Maar: Hoe moeten we liefhebben?
De vraag stellen opent al een weg naar een nieuw antwoord op de onuitputtelijke imperfectie van de wereld. Stel je voor dat het de openingsvraag zou zijn als alle Europese landen bij elkaar komen rond het klimaatverdrag: hoe moeten we de aarde liefhebben? Of rond het vluchtelingenvraagstuk? Hoe kunnen we liefhebben? Wat revolutionair zou dat zijn.

Bij mij rijst op: ons verbinden met het lijden. Om te beginnen met ons eigen lijden, onze imperfectie, en vervolgens met het lijden van de mensen om ons heen. In het boeddhisme wordt gesproken over mededogen. Dat is een specifiek soort liefde, karuna: de liefde die het vermogen heeft het lijden van anderen te verlichten. 

Ik schreef er dit over in mijn boek ‘Een Zucht van verlichting’ (pag.83):
Mededogen strekt verder dan de liefde voor je eigen ‘kringetje’. Beperkte liefde wordt alomvattende liefde. Het behelst alle mensen en wezens om je heen. Je kunt alleen op die manier liefhebben als je de ander, het andere wilt begrijpen, als je wilt zien waar de ander aan lijdt en wat hij of zij behoeft.‘Om lief te hebben moet je leren begrijpen’, heeft Boeddha gezegd. Begrip komt voort uit aandachtig kijken naar de ware aard van de dingen. Dan ga je zien dat er geen afzonderlijk zelf is; dat de dingen en de mensen bestaan in onderlinge afhankelijkheid. In het wegvallen van het onderscheid ervaar je liefde.

De onuitputtelijke imperfectie van de wereld roept steeds weer op tot mededogen. Zoveel zaken die raken en die bestaan in onderlinge afhankelijkheid. Als iets ons op dit moment wereldwijd met elkaar verbindt is het wel Covid. Wat een kans biedt het om hier vanuit verbinding en mededogen een antwoord op te geven: om te beginnen door mondiaal af te spreken dat het patent op de vaccins wordt vrijgegeven, zodat het beschikbaar komt voor alle landen. Helaas, voor alsnog is het ieder land voor zich en de farmaceutische industrie voor zichzelf. 
Maar wat we ook doen, er verandert niets aan dat de mensen blijven bestaan in onderlinge afhankelijkheid. Als wij in Europa allemaal zijn ingeënt, maar de mensen in bijvoorbeeld Afrika niet, blijven we ziek worden. Zolang er mensen aan de andere kant van de wereld sterven aan honger, zijn wij niet rijk. De armoede in de wereld is verbonden met onze rijkdom. Dat gegeven ligt aan de basis van de enorme stroom ontheemden die naar de rijke landen op de vlucht zijn. We blijven met elkaar verbonden.

Als je je laat raken door het lijden van anderen, valt het onderscheid weg en is het een natuurlijke reactie om te helpen. In die zin is mededogen actief, het is een werkzaamheid. Het roept handelen op. Een vanzelfsprekende natuurlijke impuls tot geven. Wat dat is, dat mededogend handelen, is heel persoonlijk. En steeds weer een keuze. 
‘Wat heeft het voor zin, die kleine bijdrage die ik kan leveren?’ Heel veel. Iedere daad van liefde, van mededogen, is een lichtpuntje in het leven van een ander. En alle individuele lichtpuntjes samen maken dat de wereld er anders uitziet.
Of zoals the new pope zegt: Hopelijk minder tranen in de oceaan van de menselijke geschiedenis.

Meer mededogen, minder tranen, hoe fijn zou dat zijn.

Lieve groet,
Marthe van der Noordaa

Dromers, dwarsliggers en twijfelaars

nieuw_begin

Onlangs las ik een interview met Wilfried de Jong in dagblad Trouw met de aanlokkelijke titel ‘Mijn grootste kwaliteit is twijfelen.’
Een paar dagen later viel er een brief op de mat van de VPRO die 90 jaar bestaat: ‘Onze programma’s willen urgentie uitstralen, discussie uitlokken met tegenstanders, openstaan voor het onbekende. Ze wil een creatieve broedplaats zijn, we geven de vloer aan nieuwsgierigen, dromers, voortrekkers, dwarsliggers, einzelgänger, durvers en doeners. We moeten leverancier zijn van programma’s die helpen de wereld te veranderen.’
Een omroep naar mijn hart! En niet toevallig waren twee van mijn favoriete programma’s van Wilfried eraan verbonden: ‘24 uur met’ en Zomergasten.

In het interview zegt Wilfried: ‘Eigenlijk staan mijn poriën altijd wel open, geur, smaak, toon, tekst; ik moet het allemaal in me opnemen. (-) Een mening hebben is niet mijn grootste kwaliteit, mijn grootste kwaliteit is twijfelen. Ik weet het allemaal niet zo goed. Een mening is een soort artikel geworden dat je kunt aanschaffen, wat je ziet in al die talkshows. Maar kijk eens uit het raam. Ik tel zo’n 14 ruiten aan de overkant, waar allemaal verschillende mensen wonen, met allemaal een eigen verhaal. Weet jij wat er gebeurt? Een groot deel van mijn werk is gebaseerd op twijfel.’

Mooi vind ik dat en herkenbaar. Het niet weten zet aan tot dingen. Tot zoeken en proberen, tot struikelen en weer wat anders proberen, er zit leven in. Plus dat het ruimte geeft, het zet je zintuigen open: kijken, ruiken en proeven aan wat er nog meer is. Het zeker weten bakent af, het twijfelen opent, maakt je ontvankelijk voor nieuw perspectief.

In mijn boek ‘Een Zucht van verlichting’ schrijf ik: Vaak worden we voortgedreven door onze ambities en onze wil. Onze vastomlijnde plannen geven duidelijkheid en zekerheid en zo stippelen we onze toekomst uit. Die zekerheid is tijdelijk prettig, want al snel verliezen we de vrijheid om eerder gemaakt plannen om te gooien en onderweg verrast te worden. Hoe vaak is het niet zo dat we toch maar doorgaan met plannen die zijn ‘leeggelopen?’ Met plannen die niet meer gevuld zijn met werkelijk verlangen, met noodzaak?’ (pag.19)

Het loslaten van je vastomlijnde plannen en zekerheden vraagt een bepaalde moed. De moed om jezelf en je overtuigingen van tijd tot tijd ter discussie te stellen. Zo fijn vind ik dat als mensen dat openlijk doen. Het heeft ook wel met humor te maken, dat je relativering en zelfspot kunt hebben. Vaak wordt twijfelen geassocieerd met niet kunnen kiezen en een gebrek aan zelfvertrouwen. Wat mij betreft getuigt het juist van vertrouwen om te durven twijfelen en open te staan voor invloeden en inspiratie, voor verhalen van anderen, voor wat zich aandient.

De combinatie van twijfelen en benieuwd zijn, vind ik een sterke brandstof. Naast dat het voortstuwt en aanzet tot ontwikkeling, geeft het vrijheid. De vrijheid om de bakens te verzetten en onderweg verrast worden; om open te staan voor het onbekende. En dan kan je zomaar belanden op een, zoals de VPRO dat noemt, broedplaats met nieuwsgierigen, dromers, durvers, dwarsliggers en twijfelaars.
Ik zie jullie graag ergens daar onderweg!


Twijfel is het begin van wijsheid

Descartes

Geen wonder dat we zoveel kaarsjes branden

De dagen zijn donker. Als je ’s ochtends opstaat is er nog geen streepje licht en om half vijf begint het al te schemeren. De dagen zijn korter, maar het werk gaat volop door. Ziektekiemen waren rond, bewegen gaat niet echt van harte. Alleen al het omkleden om te gaan sporten roept bij mij weerstand op, net als die rauwe salade die in de zomer nog zo lekker smaakte. Liever met een wijntje, chips en romige kaasjes op de bank. Het kost allemaal meer moeite in deze tijd van het jaar; het licht is verder te zoeken. Geen wonder dat we zoveel lichtjes en kaarsjes branden.

Wat kan je doen om toch glimpen van licht te ervaren?
Ikzelf richt me erop om toch naar buiten te gaan en te bewegen, een aangepast winterprogramma, dat wel. Om wel dat wijntje te nemen, maar niet die chips. Om een paar fijne boeken op tafel te leggen, en die regelmatig open te slaan omdat ze me herinneren aan het licht. Om goede films te kijken, maar zeker ook mooie muziek te luisteren. Vooral ’s ochtends bij het opstaan helpt mooie muziek me de dag in.
Om geen grote beslissingen te nemen in deze tijd, als er iets nieuws op me afkomt, geen ja en geen nee te zeggen, maar ‘ik kom erop terug in het nieuwe jaar.’ Om bewuster lief te hebben: om bij irritatie en onbegrip even een paar keer diep te ademen in plaats van me af te wenden of kribbig te worden, omdat ik weet dat iedereen in een donkere tijd zit.

Om te genieten van het inkeren, het inhuizig zijn en het teruggeworpen zijn op mezelf. Om het donkere in mezelf te ervaren en mijn (fysieke) beperkingen niet weg te wensen, maar er met mijn aandacht bij te blijven. En dan vindt er een omkering plaats: op het moment dat ik de zwaarte en beperking in mezelf toelaat, heb ik minder last van de donkerte buiten me. Er komt ruimte in me, waardoor ik de donkerte buiten me beter kan hebben. Dat ervaar ik als lichtende momenten. Het kaarsje dat ik in mezelf kan doen branden.

Ik wens je een hele fijne wintertijd en alle goeds voor het nieuwe jaar

Voor de liefhebbers een paar ‘donkere dagenboeken-muziek-wijntips’
Het boek van de schoonheid en de troost– Wim Kayzer
Alsof het voorbij is – Julian Barnes
Een Zucht van verlichting – M. van der Noordaa
 (beetje raar is mijn eigen boek, maar helpt echt in donkere tijden)
Niets weerstaat de nacht – Delphine de Vigan

Goede rode wijn: Révélation, Cabernet-Merlot
Lekkere witte wijn: Le Jade, Pays D’oc, Chardonnay

Cello concerten van Luigi Boccherini
OBOE greatest works, verzamel hobomuziek van Bach, Mozart, Haydn
Down the way – Angus & Julia Stone
All the little lights – Passenger

 

Schatkamer

Onlangs is het manuscript van mijn nieuwe boek naar de tekstredacteur gegaan. En dat is best een belangrijk moment voor me.
Ik ben de laatste weken dag in dag uit met mijn boek bezig geweest en ik kon eigenlijk nergens anders meer aan denken. Ik deed wel andere dingen, maar had steeds een doorgaand lijntje met het schrijven, en het schuren en schaven aan de tekst.
Nu ik voor het eerst contact heb met de redacteur, voelt het alsof ik uit een diepe grot kom. En dat is eigenlijk niet zo gek want het boek gaat over de verschillende schatten van de liefdesrelatie.. het voelt alsof ik ze eigenhandig heb opgespoord, uitgehakt en een mooi plekje heb gegeven, de laatste maanden.
Ik zie bleek, heb stramme handen, slaap slecht, maar ben volkomen wakker en helder. Regelmatig word ik middenin de nacht wakker en weet ik ineens hoe ik een overgang wil maken of welk citaat ik waar wil gebruiken, en dan sluip ik m’n bed uit naar de gang waar door de tijd heen steeds meer afgekloven briefjes liggen met nachtelijke krabbels.
Ik drink teveel koffie, eet teveel pure chocola en kan ’s avonds alleen nog maar Donald Ducks lezen. Terwijl ik zo van lezen houd! Het lukt me niet.. er kan geen andere input meer bij. Net als ik ergens in de verte, als door matglas, flarden van wedstrijden van een heel belangrijk WK zie? Dus ik ben wel toe aan een volgende fase. En het duurt niet lang meer.

Het leukste van alles vind ik dat het boek zo anders wordt dan mijn vorige: ‘Een Zucht van verlichting’. Dat was ook onderdeel van mijn tocht, op zoek naar een andere toon. Een ander onderwerp vraagt een andere stijl. Het wordt dikker, smeuïger en iets meer uitpakken in de vormgeving.
Er heeft zich al een team gevormd dat aan de slag gaat met die vormgeving: Erna Kuik gaat zwart-wit foto’s maken, Suzan van Lieshout doet de vormgeving en de cover en Angelique Kleijne is er voor de opmaak en het zetwerk.
Ik voel me zo gesteund hierdoor, we hebben net onze eerste bijeenkomst gehad bij mij op de boederij en het zinderde van de ideeën. Wat een prachtig team van creatieve vrouwen!
Het wordt mooi.
En dat moet ook wel want het boek gaat over de schoonheid en mystiek van de liefdesrelatie. Over hoezeer je relatie je leven glans kan geven en doen schitteren.
Ik ben er wel aan toe. Hopelijk jullie ook.

Tot snel, ik hou jullie op de hoogte.

‘Onder de alledaagse samenlevingsvorm ligt een schatkamer te wachten, waarmee je de relatie tot volle bloei kunt brengen. En de liefde weer kunt gaan ervaren als belangrijkste bron van geluk en contact met de ander. In die schatkamer zijn drie wezenlijke schatten te vinden: de schat van de eerste ontmoeting, de leerweg van de liefdesrelatie en het mysterie van de liefde.’

8 november is de boekpresentatie tijdens een Itip conferentie over de LIEFDE

Het hekje en de leegte

Vorige week gaf ik een lezing in Deventer met als titel: Meditatie als levenshouding.
Het was een hele prettige avond. De mensen waren aandachtig aanwezig en er werden na de pauze inspirerende en persoonlijke vragen gesteld.
De avond ging met name over de kracht van de leegte. Hoe de leegte een oplaadplek kan zijn, maar ook een ruimte waarin je thuiskomt. In de leegte ervaar je weer waar je bent en waar je naar verlangt. Onze grootste valkuil is dat we steeds in de vormenwereld blijven, dat de ene actie de volgende actie oproept en we van vorm naar vorm gaan. In plaats van dat we tussentijds, als de actie of vorm volbracht is, terugkeren naar de leegte.
Door continu in de actie te blijven, ontstaat een ongenoegen, een onvervuld gevoel omdat we geleefd worden. We hebben niet meer het idee dat we zelf de regie in handen hebben: we verliezen onze vrijheid.

Ik vertelde over het hekje uit mijn jeugd, waar ik mijn boek Een Zucht van verlichting, mee open. Het houten hekje naast de groenteboer waar ik als kind vaak op zat, een beetje te kijken en te wiebelen. Er was van alles te zien in de straat, soms kwam een vriendinnetje en dan gingen we elastieken of een vriendje om verstoppertje te spelen. Maar heel vaak gebeurde er amper iets en zat ik op het hekje, te niksen.
In mijn latere drukke leven heb ik nog vaak naar mijn hekje verlangd en inmiddels heb ik een plek in mijn kamer gemaakt, met een non-functionele stoel: mijn hekje. Een stoel weg van mijn buro, weg van mijn computer, mijn telefoon. En dicht bij fijne boekjes en een raam met een stil uitzicht. Deze plek brengt me bij de leegte.

Ik heb de mensen tijdens mijn lezing gevraagd wat hun hekje zou kunnen zijn in hun leven. Hier zijn enkele voorbeelden:

“Mijn hekje is een heerlijke stoel in mijn zonnige serre op het zuid-westen.”

“Het dagelijkse rondje in licht of in het donker, door het bos. Doordat het steeds hetzelfde rondje is en ik niet afgeleid wordt door nieuwigheden omdat elke boom me inmiddels vertrouwd is, werkt dit als een hekje voor mij.”

“Mijn hekje is op mijn balkon op een stuk boom zitten en kijken naar de planten en de lucht.”

“Ik heb een plekje gemaakt op mijn slaapkamer: een schapevachtje met een kussentje en wat mooie dingen, een kaarsje en inspirerende boeken. Daar begin ik de dag en eindig ik hem. Maar ik merk dat het niet genoeg is, tussendoor wil ik ook graag de ruimte en die rust blijven voelen. Waar ik ook ben of wat ik ook doe, tijdens het werk, in de stad, met de was ophangen of helpen met huiswerk, maakt niet uit, dan haal ik even diep adem tot ik me van binnen bij de berg voel staan, en de bomen in me voel. En dan weet ik het weer: de ruimte, de stilte, het is er altijd.”

“Mijn hekje is een stoel voor mijn raam met zicht op de vogel voederplaats in mijn tuin. Het af en aan vliegen van de vogels, daar kan ik uren naar kijken. Het meest fijne daarvan is dat de vogels niet van mij zijn, dat ze gewoon mijn gasten zijn en weer gaan. Dat iets niet  hebben, zo gelukkig maakt.”

…Dan zat ik daar. Te niksen. Tot het ging schemeren en ik werd geroepen: Eetuh!