Relaxte slordige mannen

Soms ben ik wel eens jaloers op mannen. Als ik het kameraadschappelijk samenzijn zie onder mannen, waarbij iedereen vanzelfsprekend onderdeel is van de groep. Of als ik hoor over het gemak waarmee ze elkaar na een ruzie met twee zinnen en een schouderklop kunnen vergeven, waar vrouwen soms wel twee maanden en tien gesprekken voor nodig hebben. Bij vrouwen kan het nog wel eens ingewikkeld worden, met onderling gedoe, rivaliteit, geroddel, een kritische blik. Ik zei een keer tegen een vrouw die voor me stond in een rij – ze had een opvallende gekleurde jas aan en een hoedje op – ‘wat zie je er leuk uit’. Het was alsof de hemel openging, ze klaarde helemaal op. We raakten aan de praat en zij zei dat ze eigenlijk nooit complimenten kreeg van vrouwen. Gek eigenlijk. 

Het zou te maken kunnen hebben met de kritische houding van vrouwen, vooral ten opzichte van zichzelf. Er wordt veel over geschreven: dat vrouwen een grote interne twijfel kunnen hebben over wat ze kunnen, en als ze iets goed gedaan hebben, het al snel bagatelliseren en eerder toeschrijven aan externe factoren dan aan zichzelf. Op dit gebied een wankel zelfvertrouwen. Uit onderzoek blijkt dat mannen zichzelf in 30% van de gevallen juist overschatten, ze bluffen sneller en durven meer. En het blijkt te werken: hoe meer je gelooft dat je bepaalde functies aankunt, hoe meer anderen het je toevertrouwen. Bij een vacature zijn vrouwen van mening dat ze aan alle eisen moeten voldoen, mannen denken dat 60% voldoende is. We kunnen hierin nog van elkaar leren.
Vanuit die interne twijfel schijnen vrouwen zich veel te vergelijken met hun omgeving. Ze weten vaak feilloos waarin de ander mooier of geslaagder is. Concurrentie ligt op de loer. Terwijl we elkaars steun juist zo nodig hebben. En complimenten zijn ook heel welkom.  

Ik moet ook wel denken aan het verschil tussen mannen en vrouwen als ze met elkaar op stap zijn geweest, naar de kroeg, uit eten. Hoe het kan gaan met afrekenen. Bij vrouwen wordt vaak heel precies uitgerekend wie wat heeft gehad -eerlijk maar ingewikkeld- bij mannen tikken ze de rekening hoofdelijk om en klaar, een stuk relaxter.
Dat relaxte is ook wel iets wat me fascineert, vooral in het dagelijks leven en de huishouding. Zoals mijn man volkomen zorgeloos uit zijn vieze broek stapt en die ter plekke op de grond laat liggen, en er de dagen erna zonder problemen omheen blijft lopen, alsof de kous daarmee af is. Sterker nog, gerust op een ander plekje nog een shirt of pyjamabroek laat liggen en in de hal zijn riekende sportkleren in een hoekje op de grond. En daar heel ontspannen in blijft, dat vooral! Hoe doet ie dat toch? denk ik dan. Hij zit er echt niet mee dat er overal door het huis hoopjes op de grond liggen. Ik kan daar na twee hoopjes al niet meer tegen. Vervolgens is hij overigens ook niet verbaasd als die kleren op een goed moment gewassen en wel weer in zijn klerenkast liggen. Alsof die kleren dat zelf gedaan hebben en een eigen leven leiden.
Een boterham smeren en dan het vieze mes met de boter eraan op het aanrecht laten liggen, ook zoiets, het boterkuipje nog open, de kaas uit het papiertje, net naast de ijskast en dan eerst gaan lunchen. Vervolgens gebeurt er van alles en blijft dit de rest van de dag op het aanrecht liggen. Hij loopt er heus een paar keer langs, ziet het volgens mij wel, maar ziet het niet als een probleem! Natuurlijk erger ik me er ook aan, maar als ik heel eerlijk ben, is het dit soort onthechte losheid bij alledaagse dingen waar ik jaloers op kan zijn.

Ik kan me uiteraard voorstellen dat er ook andere mannen zijn wat dit betreft. Maar daar val ik niet op kennelijk, want ik heb altijd ‘slordige mannen’ gehad. Ook slordige zoons trouwens, maar dat is vast de schuld van het DNA. Ooit kochten we een keer een cadeau voor een man die vijftig werd, een grote vuurkorf voor buiten, en die man vroeg na het feestje of hij ‘m misschien kon ruilen? ‘O jee, is er iets mis mee’, vroeg ik? ‘Nee hoor, hij is prachtig maar ik heb liever iets anders, het geeft zo’n rommel in de tuin, zo’n vuurkorf.’ Kijk, zo’n man laat denk ik niet zijn vieze broek op de grond liggen, of een beboterd mes op het aanrecht. Je hebt ook mannen die heel netjes zijn op hun kleding, en er tiptop en hip uitzien, ik heb er nooit mee in bed gelegen. Mijn vriendjes hadden meestal van die afgekloven V-truien en broeken waarvan je je kunt afvragen: ‘is dat ooit mode geweest?’ Mannen die nooit in etalages van winkels kijken, laat staan enig besef van mode hebben. 

Wat ik al zei: we kunnen veel van elkaar leren. Ik in dit geval rondom loslaten en ontspannen. Mijn liefde voor slordige mannen zegt veel over mezelf; als antwoord op de blinde paniek die soms toeslaat als ik me verbind met de weerbarstige werkelijkheid, klamp ik me vast aan de paar vierkanten meters in mijn eigen leventje: opruimen, schoonmaken, de was doen, ijskast vullen. Rust, reinheid en regelmaat. Ooit in het leven geroepen voor jonge kindjes, maar net zozeer voor deze moeder. En als ik daarin doorsla, laaf ik me aan de slordigheid van mijn man, die me helpt herinneren aan mijn verlangen naar onthechte losheid. Gewoon maar wat doen. De boel de boel. Soms oefen ik, dan doe ik een week de was niet (gaat niet vanzelf). ‘Geen schone onderbroeken meer in de kast? Goh, misschien liggen ze ergens op de grond.’ Heel bevrijdend.


Marthe van der Noordaa