Voor ongelukkigen, pessimisten en sombere vogels

img_4473

Tijdens de kerstvakantie kwamen er allerlei artikelen en prachtige teksten van verstokte pessimisten op mijn pad, die mij inspireerden deze blogtekst te schrijven. Daar komt bij dat de lauwe grijze januarimaand mij aanzet tot somberen, en ook merk ik door de gesprekken met mensen om me heen (en in mijn praktijk), dat we doorgaans veel somberder zijn dan we tonen.
Schrijver en dichter Levi Weemoedt verwoordt dit mooi: “Deze tijd heeft iets manisch positiefs. Iedereen doet blij en vrolijk, maar dat is vals geschetter. Ik merk dat mensen daarachter een verlangen naar ernst hebben. (-) Als je het gejubel afleert, gaan inhoud en vorm weer een beetje rijmen.”

Herkenbaar, manisch positivisme als kwaal van deze tijd. Het moet alsmaar geslaagd zijn, en geluk en groei uitstralen. En als het al tegenzit, dan wordt dat vooral gezien als een uitdaging om er beter uit te komen dan daarvoor. Onder het mom ‘het kan altijd beter en mooier en spannender’ blijven we expanderen. Het voldoet niet, terwijl we allang genoeg hebben. Dat is het manische eraan.

Ook las ik een artikel over het fenomeen ‘microdoseren’, dat onder jongeren steeds populairder wordt. Dat is het doorgaand gebruiken van een hele lage dosis lsd of paddo’s, om onder andere minder te hoeven voelen of om minder prestatiedruk te hoeven voelen, zeggen de jongeren die gebruiken. “Sinds ik microdoseer, laat mijn zelfkritische geest minder luid van zich horen, alsof mijn innerlijke criticus mag uitrusten van zijn constante slavendrijverij.” Iemand anders zegt: “Ik ben neerslachtig, daar heb ik nu minder last van.”

Welk voorbeeld geven we onze jongeren dat ze zo’n prestatiedruk voelen? En dat ze neerslachtigheid ervaren als iets dat verdoofd moet worden?
Kunnen we openlijk accepteren dat we soms ongelukkig zijn, verward, verloren, afgedwaald, teleurgesteld of nutteloos zijn? Iedereen zal voor zichzelf beamen dat het er gewoon bijhoort, omdat iedereen weet dat je niet doorgaand blij, actief, stralend en succesvol kunt zijn.
Vlakheid, neerslachtigheid, matigheid, een gevoel van druk of falen.. het zijn geen uitzonderingen, het zijn geen buien die wel overwaaien, lastige momenten die gefikst moeten worden, gevoelens die verdoofd moeten worden. Het is niet iets dat weg moet want het is onderdeel van wie we zijn. Logisch dat we in de ontkenning hiervan onrustig worden, een gevoel hebben van tekortschieten, alsof we niet voldoen. We miskennen een belangrijk deel van onszelf.

“Als je het gejubel afleert, gaan inhoud en vorm weer een beetje rijmen”, zegt Weemoedt. We vallen weer samen met wie we zijn. We zijn het licht en de duisternis, we zijn scheppend maar ook zoekend, we zijn wetend en we weten heel veel niet. We zijn tot van alles in staat en we staan met lege handen. Er is niks op te houden, alleen toe te laten.

Dus laten we openlijk huilen en klagen, onmacht tonen, somberte en pijn. Want dan kunnen we troosten, voelen, stilvallen en ontspannen (want wat een krachtsinspanning is dat, de hele tijd iets ophouden en ‘aanstaan’). Maar vooral kunnen we elkaar dan weer ontmoeten. Het onderscheid valt weg, we worstelen allemaal.
Als we daar oog voor krijgen en ruimte aan geven, ontstaat er vanzelf meer oog en compassie voor elkaar. En voor onze jongeren, hoop ik! Juist voor hen lijkt me het openlijk tonen en voorleven belangrijk. En uitnodigen, vanachter dat scherm vandaan, of achter die joint. Zonder oordeel in gesprek gaan: ‘Wat leeft er echt in je? Vertel.’

Dat is mijn nieuwjaarswens. Geen gelukkig nieuwjaar, maar een jaar vol ontmoeting.

Marthe van der Noordaa