Ik zie jou

swans-1299971_960_720
En ineens scheen de zon en was de lente begonnen. Hongerig naar deze warme stralen, ging ik op onze vlonder liggen aan de vijver en het slootje bij ons huis. Mijn melkwitte blote armen en benen heel onwennig in de felle zon, moet ik zeggen, nog maar een paar dagen geleden bedekt door dikke kleren.
Het was fijn en ontspannen, daar op de vlonder; de eendjes zwommen vlakbij en kwaakten. Ik vind het altijd zo leuk als ze kopje onder gaan, met hun staartjes in de lucht, op zoek naar eetbare plantjes op de bodem. Weinig eetbaars, nu nog.
Ik lag wat te dommelen en voor me uit te staren. Midden op de dag, een dinsdag. Voor mij een drukke werkdag waarop er van alles moet en mijn mailbox vol zit. Maar ik dacht: dat kan nog wel even wachten. Er moet altijd van alles, dat zit niet op een uurtje. En net dit uurtje in de zon, met de eendjes, laadt me op.

Ik moest denken aan een term die ik laatst gelezen had in een essay van Stine Jensen: ‘maatschappelijke aandachtsstoornis’. De filosoof Buying-Chul Han sprak in zijn boek ‘De vermoeide samenleving’ van een maatschappij die zich voortdurend laat opjagen en regelrecht afstevent op een collectieve burn-out. De technologie speelt daarin een dominante rol. Die leidt tot zowel de fixatie van het ik – waarbij alles draait om het zelf, om gezien worden – als tot een ik dat vermoeid is, omdat het niet meer goed kan rusten of zich kan concentreren. En dat maakt de liefde uiteindelijk onmogelijk, stelt Han: want de liefde draait juist om het werkelijk zien van de ander. Om aandacht.

Dat vind ik een interessante koppeling: dat de technologie leidt tot een fixatie van het ik ‘zie mij, like mij’, als tot een vermoeid ik, dat niet meer goed tot rust komt en uiteindelijk de liefde onmogelijk maakt. Ik herken dat wel, dat continu online zijn energie slurpt. Steeds impulsen die binnenkomen, doorgaand bereikbaar, het dwingende appèl daarvan. Maar ook de verleiding om op zogenaamde ‘tussenmomenten’ even je mobiel te pakken of je laptop, ter ontspanning, maar we rusten er niet van uit. Het steelt onze aandacht en doorbreekt een bepaalde concentratie en aanwezigheid.

En dat maakt de liefde uiteindelijk onmogelijk, stelt Han: want de liefde draait juist om het werkelijk zien van de ander. Om aandacht.



Daar sprak ik onlangs nog over op mijn lezing ‘Ode aan de liefde’. Hoe wezenlijk aandacht is, voor wat je doet en voor wie je lief is. En hoezeer dat steeds schaarser wordt. Er zijn zoveel begoochelingen in ons leven die ons verleiden. Onze aandacht is een kostbaar goed geworden. We hebben maar een bepaalde portie van aandacht en voor we het weten geven we die weg aan dingen die vluchtig zijn, dwingend, of verslavend. Dat geeft een gevoel van ongenoegen, uiteindelijk niet vervuld, maar vermoeid. Omdat het niet verbonden is met de verlangens van onze kern, met de liefde.

In de liefde draait het om aandacht. Een arm, een blik, een oprechte vraag, een gesprek, een aanraking, een wandeling samen, op een bankje met een glas wijn, wat het ook is, het maakt niet uit, als er maar een moment van aandacht is. Dat is iets anders dan naast elkaar naar een scherm zitten kijken. Het klinkt bijna banaal, maar het is niet meer vanzelfsprekend. Dat we mobiels uitzetten als we samenzijn, dat we ons niet laten storen. Dat we niet bezet zijn in ons hoofd, elders met onze gedachtes terwijl we in contact zijn. Voorbij de ik-fixatie. Dat we ruimte maken, al is het maar even, voor de ander. We willen allemaal graag gezien en gekend worden.

Wie zijn huwelijk goed wil houden, moet zich oefenen in aandacht geven. (Of een gemeenschappelijke vijand zoeken), vervolgt Stine Jensen.

Geestig, dat van die gemeenschappelijke vijand. Maar laten we voor de aandacht gaan. Het fijne is dat het oefenen in aandacht geven zo dichtbij ons ligt, er hoeft helemaal niets groots voor te gebeuren. Het is vooral stoppen met de begoochelingen en het onbenullige, en dichtbij kijken, naar wat ons lief is. Naar wie ons lief is en zeggen: ik zie jou.

 

Marthe van der Noordaa