Eiland van aanwezigheid

Vorige week liep ik op bergschoenen en een muts op door de besneeuwde duinen naar het Vogelmeer, waar werd geschaatst. Nu zit ik hier, aan de rand van de sloot en de vijver die grenst aan onze tuin, zonder jas aan, in de schuchtere zon. De eerste zon op mijn wangen. Het overvalt me, deze plotselinge warmte eind februari.

Ik kijk naar de vijf ganzenjongen die geluidloos zijn neergestreken in de ruime vijver. Ze zijn terug. Het lijkt nog maar zo kort geleden dat ik ze als kuikens heb zien rondscharrelen, zien groeien en overleven, altijd poezen of een vos op de loer. Een wonder dat ze het alle vijf gered hebben. Niet meer jong nu, volwassen volle ganzen.

Hoe hebben zij de weg teruggevonden? Een ander wonder. Ze leggen vanuit het koude noorden misschien wel meer dan vierduizend kilometer af. Het schijnt dat ze hun vluchtrichting bepalen aan de hand van het zonlicht en in de nacht laten ze zich leiden door de positie van de sterren en de maan. Ik kan me nog voorstellen dat ze op die manier de weg vinden naar een land, Nederland in dit geval (vind ik al heel knap hoor), maar dan: hoe vinden ze de weg naar dit specifieke vijvertje achter een huis in dit doodlopende straatje in Bergen? Dat is toch ongelofelijk? Het heeft met erfelijke overdacht te maken en ze prenten iets van de kennis van de omgeving in, tijdens hun verblijf in hun broedgebied.
Het wonder is er niet minder om.

In de verte klinken meeuwen. Een nieuw geluid in mijn leven. Het gekrijs van meeuwen.
Een geluid dat direct iets bij me oproept zoals krekels dat van vochtige warmte, zo roepen meeuwen zout water op, havens, eilanden, uitgestrekt water, broodje haring…
Wonen aan de kust.

Mijn oude vader at net soep bij ons. Zijn bezoek op zondag. Een lieve opa die als vanzelf invoegt. Een krant leest in de serre, of kruiswoordpuzzelt. We praten steeds minder, begrijpen steeds meer, de stiltes zijn vertrouwd. Een natuurlijke nabijheid, ik ben een vaders kind, al zo lang een onveranderlijk onderdeel van mijn leven en tegelijkertijd is het afscheid ingezet. Ik voel het in mijn hart. 90 jaar nu.

Een frisse lach verstoort mijn mijmering. De buurmeisjes komen buiten. Ze duikelen en springen op de trampoline, uitgelaten. Eindelijk weer buiten spelen zonder jas. De jongste lacht onbedaarlijk, er is iets heel erg grappig, daar aan de andere kant van de schutting. En het gaat maar door, zonder reserve. Aanstekelijk. Ik lach stilletjes mee.

De eenden in de vijver krijgen door dat er nieuwe gasten zijn. Grote nieuwe gasten en ze zijn met veel. Gesnater. Ze zwemmen om elkaar heen, tasten af. Wiens territorium wordt het? De meerkoetjes zouden het wel tegen ze op kunnen nemen, ik heb ze vorig jaar met z’n tweeën de ganzen zien wegjagen bij hun nest, dat ging er fel aan toe. Nu zwemt het nog in alle rust om elkaar heen, op deze zondag.

Ik voel de zon op mijn wangen, heel intens nu. Niet omdat de zon fel is, maar omdat mijn poriën zich weer voor het eerst lijken te openen. Alles lijkt intenser, de voorjaarswarmte op mijn huid, de geluiden die ik hoor, wat ik zie, de details. Zo zit ik aan de waterkant, een beetje te zitten. Op iedere uitademing voel ik de spanning en moeheid van mijn lichaam langzaam wegtrekken. Er komt een heldere ontspanning, op mijn eiland van aanwezigheid. De pandemie drijft af, ik raak los van de dreiging, van maatregelen en van moeten. Van consequenties van maatregelen. Van uitstel en beperking. Er komt ruimte. 

In deze zintuigelijke aanwezigheid klapt er iets open van de onmetelijke ruimtelijkheid. De tijd valt even weg. Het herinnert me aan wat ik onlangs las in ‘Het ongelofelijk geluk van wat is’ van Jon Bernie:

Hier zijn is niet het resultaat van je inspanning. Het is eerder wat er overblijft, wanneer inspanning wegvalt. Kijk nu! Stop en luister naar dit moment. Voel dit moment. Merk elke onrust, rusteloosheid, afkeer, of worsteling in je geest op. 
Doe nu een stap terug en let op de kwaliteit van aandacht die je net op je ervaring hebt gericht. Wanneer je op die manier naar jezelf kijkt, komt er gevoel van aanwezigheid, gerichtheid en levendigheid op. Dat betekent hier zijn. 

Het is voor ons mensen heel makkelijk om het gevoel voor de zin van het leven te verliezen, om ons vervreemd, onbetrokken, of niet vertegenwoordigd te voelen, vooral met betrekking tot alles wat verkeerd aanvoelt in de wereld. Maar wanneer je dit begrip, dit gevoel van gerichte aanwezigheid leert kennen, zul je een vervulling ontdekken die ontspannen en moeiteloos is, en die zal geleidelijk je toevlucht, je rustplaats worden – de echte thuisbasis van zijn. 

Laat dus je ideeën wegvallen, laat je controle los, en sta jezelf eenvoudigweg toe dit gewaarzijn te zijn, waarin alles wat je ziet tevoorschijn komt. Misschien word je omgeving opeens levendiger: kleuren, gewaarwordingen, we ontwaken tot de schittering van dit moment. Loods jezelf steeds terug naar hier zijn.’ 

Loods jezelf steeds terug naar hier zijn. Dat neem ik met me mee, de komende tijd, waarin weer van alles staat te gebeuren.

Voor nu, een zachte voorjaarsgroet,

Marthe van der Noordaa