Met of zonder ik

Afgelopen zaterdag las ik een essay in dagblad Trouw van prof.dr. André van der Braak met als titel ‘Boeddhisme, met of zonder ik’. Het stuk sprak me erg aan, ook omdat het zo aansloot bij het onderzoek dat ik aan het doen ben met de mensen die bij mij het studietraject ‘Pure en totale aanwezigheid’ volgen.
In het essay zegt van der Braak: ‘Het boeddhisme kan ons helpen ons individualisme te relativeren, door een heroverweging van sociale waarden als solidariteit, barmhartigheid, zorgzaamheid en dienstbaarheid. Anders gezegd: het gaat niet zozeer om een beter ik, maar om een nieuw wij.’ (leuk geformuleerd). En vervolgens gaat hij dieper in op een van de basiswaarden binnen het Boeddhisme: mededogen. Een prachtige eigenschap waar we van nature allemaal over beschikken, maar waar we in ons individualistische westen zo snel aan voorbijgaan.

In mijn boek ‘Een Zucht van verlichting’ wijd ik een hoofdstuk aan mededogen. Tijdens het studietraject hebben we gedurende een langere tijd geoefend met mededogen, in wat ik ons ‘laboratorium’ heb genoemd. Aan mededogen zelf valt niets te oefenen want het is er al, deze onafgebroken natuurlijke staat van zijn,  maar wel aan onze gerichtheid erop.

Uit Een Zucht: “Het onderzoek begon met dat we ons dagelijks openstelden voor het lijden van iets of iemand uit onze omgeving of uit de wereld. Dat kon van alles zijn: een beeld op het journaal, een bericht in de krant, iemand die ziek is, een familielid die hulp behoeft, een persoon op straat, iemand die stervende is.Onderdeel van de opdracht was om zodra je geraakt werd, je niet af te wenden of je persoonlijke voorkeur te laten spreken. Er zijn vele manieren van afwenden: het lijden afzwakken, wegkijken, je druk maken om je eigen sores, je beperken tot je eigen kringetje van mensen die je lief hebt, kwaad worden, denken dat je machteloos bent en dat je niks kunt veranderen. Het is vaak een kwestie van secondes, waarin je je wel of niet afwendt.
Ik moet denken aan toen mijn oudste zoon in het ziekenhuis lag omdat hij geopereerd was. Het was avond en ik ging na het bezoek weer naar huis. Ik liep door de verlaten gangen van het ziekenhuis op zoek naar waar ik eruit kon. Toen zag ik in de verte een vrouw in een rolstoel. Ze viel me op omdat ze daar zo moederziel alleen in die verlaten centrale hal was. Ik liep door want ik was moe, het waren lange dagen geweest in het ziekenhuis en ik wilde graag naar huis. Ik had de uitgang gevonden, maar toch knaagde het. Dus ik liep terug naar de vrouw en ik vroeg haar of er iets was. Toen zei ze: ‘Ik begrijp niet dat het cafetaria nu al dicht is, waar moet je dan heen ’s avonds als je wat wil drinken en om een praatje verlegen zit?’ Ze raakte me direct en ik ben even bij haar gebleven om een praatje te maken. Zo’n kleine moeite en ik was bijna doorgelopen.

Of het nou groot of klein is: je ziet het lijden, de pijn en je wendt je niet af maar blijft ermee in contact. Je wordt geraakt. Dan ervaar je mededogen. Daar volgt direct een spontane reactie op: een vanzelfsprekend natuurlijke drang tot geven. Door dit dagelijks te doen, merkten we dat we veel meer verbonden waren met anderen dan we hadden gedacht. We krijgen, na enige weken van oefening, steeds meer contact met mededogen, zodanig dat het op een gegeven moment vanzelf gaat, alsof de ‘natuur’ gewekt is.”

Van der Braak spreekt in zijn stuk over een ‘compassieveld’ dat manifest wordt. En omdat mededogen in onze diepste natuur besloten ligt, kun je daar zo op inpluggen. (zijn dan weer mijn woorden).
Voorbij de ik-gerichtheid, valt het onderscheid tussen jou en de ander weg. Het doorbreekt je persoonlijke voorkeur voor het liefhebben van je eigen ‘kringetje’. Beperkte liefde wordt alomvattende liefde.

Mededogen is ook op te wekken door het reciteren van deze mantra.

Meer over ons laboratorium in Een Zucht van verlichting, daar kun je ook de inleiding getiteld ‘Hekje’ lezen.